In 2016 besloot ik in een opwelling een nieuwe racefiets te kopen. Ik was enorm gecharmeerd van de prachtige titanium fietsen van Van Nicholas. Ik vond niet al te ver hier vandaan in Maassluis een dealer: Cees Boer. Ik kocht er het basismodel, de Ventus. Ik was trots als een pauw op mijn nieuwe machine, maar als ik heel eerlijk was moest ik bekennen dat het een onnozele uitgave was. De jaren ervoor had ik op mijn ouwe racefiets en een instapmodel mountainbike (met wegbanden) met pijn en moeite 200 kilometer per jaar gefietst, dus een goeie drieduizend euro uitgeven aan een racefiets was gewoonweg onzin.

Maar het werkte, zij het pas na een jaar. De fiets was een openbaring. De Shimano 105-groep betekende mijn kennismaking met echt fietsen, wat een sensatie na de Sora-groep op mijn ouwe racer! Eind 2018 kocht ik met korting een set FFWD-wielen met lekker hoge velgen, een waanzinnige upgrade ten opzichte van de wel heel basale Mavics waarmee de Van Nicholas uit de winkel kwam. En toen ik ook nog eens vermogensmeters kocht van Favero was ik als datafreak helemaal verkocht en ging het jaarlijkse aantal kilometers steeds verder richting de 10.000 terwijl ik ook nog eens hardlopen had opgepakt.

Ik heb ‘m nog steeds, maar alleen nog als fiets in de Tacx.

In die vijf jaar die ik nu als fietser achter de rug heb is er het nodige veranderd in de fietswereld. Ik wil in deze blogpost stilstaan bij wat ik om me heen heb zien veranderen, in een volgende ga ik dieper in op wat er aan mij is veranderd in de bijna 30 jaar dat ik – vroeger af en toe, tegenwoordig vaak – op een racefiets zit.

Piepende remmen

INEOS-Grenadier met hun Pinarello’s en deels UAE met hun Colnago’s waren de Asterix en Obelix van het profpeloton. Maar ook zij hebben hun vlag omgelegd. De laatste profs die hardnekkig protesteerden vanwege de gewichtstoename kiezen nu ook voor een fiets met schijfremmen. En met reden. Tadej Pogacar zagen we begin dit jaar in Tirreno-Adriatico nog winnen op een oud modelletje met velgremmen, maar daarna verscheen hij ook op een fiets met de – vooral bij nat weer – kenmerkende piepende remmen.

In de recreantenwereld waarin ik me begeef is de transformatie ook goed te zien. In 2018 reed ik mijn eerste toertocht. Misschien was er één deelnemer met schijfremmen. Afgelopen weekend reed ik, vierenhalf jaar na mijn debuut, een toertocht over een drie keer zo grote afstand. Het is echt helemaal omgedraaid. Nu denk je: joh, daar rijdt er nog een met velgremmen! Voor mij is er geen enkele discussie, schijfremmen zijn – zeker voor een weer- en windfietser als ik met bovendien overgewicht – zo ongelofelijk veel beter dat je echt niet goed bij je hoofd bent als je met velgremmen wil rijden. Doordat tegenwoordig het merendeel van de renners schijven heeft begint de schijfremschaamte te verdwijnen. Bij een toertocht in natte omstandigheden hoor je bij elke bocht het kenmerk geloei overal om je heen. Gaaf.

Gravelbikes

Over schijfremmen gesproken. Hier hoef ik niet nader op in te gaan, toch? Pak het gemiddelde fietstijdschrift en het is een en al gravel wat de klok slaat. Terecht, gravelbikes kick seriously ass. Omdat je er alles mee kunt: gravelen (duh!), racefiets in de winter, relaxed ritje met je partner op de e-bike, bikepacking, of, eh, fietsen. De combinatie met een racefiets is veel logischer dan de vroeger veel gemaakte combi racefiets-in-de-zomer-mtb-in-de-winter. Doen!

Gravelen maar!

Casino op het fietspad

Het is onmiskenbaar. Met name sinds de corona-uitbraak is het erg druk geworden op de fietspaden. Errug druk. Gelukkig is de totale gekte van de eerste lockdownmaanden niet meer teruggekomen, maar toch. Laat ik nu niet ingaan op de vele discussies over wie de grootste veroorzaker is van onveiligheid op fietspaden, maar vooral constateren dat het met name op mooie zondagochtenden erg, nee: té druk is op de paden. Wielrenners, andere sportieve fietsers, e-bikers, gewone fietsers, hardlopers, wandelaars, hondenuitlaters, gezinnen met kinderen op fietsen of in wagens, skaters/skeeleraars, mensen met exotische rijwielen en voertuigen, het gaat allemaal door elkaar heen. En eigenlijk houdt geen enkele van die groepen voldoende rekening met welke andere groep dan ook. Ik heb standaard mijn lange duurrit op zondag en bedacht laatst dat dat eigenlijk dom is. Dan zit je zeker in het najaar en de winter nog rond het middaguur op het pad en dan is het op sommige plekken – zoals het Abtswoudse pad in Delft, of helemaal op de Trekkade in Vlaardingen – ronduit casino. Met russisch roulette bedoel ik dan. Beter een duurrit op de veel rustiger zaterdag en dan zondag een kortere training waarmee je eerder klaar bent.

Lampjesfietsen en de Zwift-pest

Vreemd genoeg hebben beide fenomenen een enorme vlucht genomen. Ik fiets graag in het donker, en zeker de laatste twee jaar zie ik steeds vaker mensen die net als ik het genot hebben ontdekt en met een fatsoenlijke verlichtingsset op hun fiets lekker buiten doortrainen. Ook steeds vaker groepen. Helaas kom je ook nog af en toe een totale debiel tegen die een lamp op zijn fiets esthetisch niet verantwoord vindt, of met wat voor idioot excuus dan ook. Voor een eurootje of 60 heb je een heel behoorlijke set lampjes, dat lijkt me niet opwegen tegen het gevaar.

Maar wat tegelijkertijd een nog grotere vlucht heeft genomen is het Zwiften. Bij extreem weer doe ik het ook, alhoewel ik komende winter denk ik een alternatief zoek. De twee of drie keer dat ik de belachelijk zachte afgelopen winter heb gezwift is geen 15 euro per maand waard. Van mij mag uiteraard iedereen alles doen wat-ie zelf wil, maar een paar weken geleden was ik met het meest prachtige nazomerweer denkbaar toch wel heel erg verbaasd dat in mijn Strava-tijdlijn bijna alleen maar Zwifters opdoken en ik vrijwel de enige was die gewoon buiten had gefietst. Kom op mensen, lampjes op de fiets en genieten van de frisse lucht. Zwiften doen we met ten minste twee van de drie factoren windkracht vijf of meer, regen, of minder dan vijf graden. En bij gladheid natuurlijk.

Afbeelding van congerdesign via Pixabay
Voor weinig geld koop je tegenwoordig een heel wat geavanceerder verlichtingsset dan deze ellende van vroeger.
Doe niet gek en geniet van het heerlijk rustgevende fietsen in het donker!

De samenstelling van het recreantenpeloton

Joepie. Echt joepie! Of de verhouding de laatste vijf jaar zo sterk is veranderd durf ik niet te zeggen, maar in vergelijking met de 30 jaar geleden dat ik voor het eerst op een fiets kroop is het verschil waanzinnig: veel en veel en veel meer vrouwen op de racefiets of andere fiets met klikpedalen. En dat juich ik om heel veel redenen toe. De belangrijkste? Laten we eerlijk zijn, als je te veel mannen bij elkaar zet wordt de sfeer niet beter. Haantjesgedrag steekt onvermijdelijk de kop op. Vrouwen zorgen voor meer redelijkheid. Dus het steeds grotere aantal vrouwen aan de start van toertochten is supertof. De groepjes dames die (nog) ouder zijn dan ik die ik ook steeds vaker tegenkom verbeteren steevast mijn humeur.

Toch is er wel iets dat knaagt. Eigenlijk vind ik het verbijsterend als ik om me heen kijk bij welke toertocht – of op welk fietspad – dan ook hoe wit het peloton is in vergelijking met het straatbeeld, zeker hier in de randstad. Ik ben geen socioloog en ga me niet wagen aan een verklaring. Het is trouwens geen wielerspecifiek fenomeen, er zijn veel meer (dure?) sporten (roeien, tennis, hockey, golf in elk geval) waar dezelfde scheve verhouding zichtbaar is, misschien nog extremer. En er zullen ook sporten zijn waar het omgedraaid is (voetbal in de randstad?). Maar toch, jammer is het wel. Fietsen is toch een heel democratische sport.

Afbeelding van Frank Magdelyns via Pixabay
Fietsen. Een heerlijke sport voor (bijna?) iedereen.

Doe eens gek, koop een fiets

Nee, niet dus. Twee problemen. Ten eerste weten we allemaal dat fietsen de laatste ruim twee jaar vrijwel niet leverbaar zijn. Met name de leveringsproblemen van Shimano-groepen en -onderdelen zijn structureel en afgrijselijk. Waanzinnig tof, die nieuwe Ultegra, maar ik begrijp van fietsenhandelaren dat er amper een fiets uitgeleverd wordt.

Maar ach, een wachtlijst valt te overleven. De prijzen daarentegen… Oké, inmiddels is inflatie een fenomeen dat we grondig vanonder de mottenballen vandaan hebben gehaald waar het sinds 1981 of zo had gelegen. Maar met fietsen is het wel heel hard gegaan. Zo’n vier jaar geleden keek ik wel eens begerig naar een fiets met profwaardige specificaties maar schrok terug van de 8 à 9000 euro die zo’n fiets kostte. Nu praten we eerder over 12 à 14000 euro. Dat gaat echt helemaal nergens meer over en is voor een gewone sterveling never nooit niet te doen laat staan te verantwoorden. Nou slaat het ook nergens op om als recreant een fiets met Dura Ace (of vergelijkbaar) te kopen, maar voor een Ultegra-montage ga je ook al gauw richting 10000. Mensenkinderen!

Ergens op social media las ik laatst de geweldige grap dat iemands grootste angst was dat zijn vriendin/vrouw na zijn overlijden zijn fietsen zou verkopen voor het bedrag dat hij had gezegd dat ze gekost hadden. Tsja. Ik hanteer tegenwoordig het n=n-principe, of ook wel één erin is één eruit. Maar dan nog. Die nieuwe Ultegra is wel erg aantrekkelijk…

Afbeelding van Willfried Wende via Pixabay