Mijn wedstrijdervaring op het gebied van hardlopen tot aan december vorig jaar? Toen corona al overal in het land was maar niemand er weet van had, op 1 maart 2020, liep ik mijn allereerste wedstrijd: de Delftse Houtloop (die helaas niet meer lijkt te bestaan) over 3,5 kilometer. In augustus 2022 liep ik als onderdeel van een achtste triatlon 5 kilometer. Dat was het. Niet veel dus. Eind 2021 zou ik een 10 kilometer gaan lopen, de Bertusloop hier vlakbij, maar ja, toen kwamen er weer coronamaatregelen. Op die dag liep ik dus maar in mijn eentje een 10 kilometer en ik liep een record dat ik nog steeds niet verbeterd heb, verre van zelfs.
En toch. Toch bedacht ik half december dat ik deze winter maar eens het hardlopen ging trainen in plaats van het fietsen en dat ik het lopen van een halve marathon als doel ging stellen. Onderliggend is eigenlijk de drijvende kracht daaronder dat ik mijn hardlopen wil verbeteren omdat ik er best van schrok dat in die genoemde achtste triatlon hardlopen veruit mijn slechtste onderdeel bleek te zijn. Slechter dan zwemmen, dus, terwijl ik niet kan zwemmen. Dat moet en kan beter. Nog dieperliggend is een sentimentele reden te vinden: mijn vader liep een jaar of 30-40 geleden enkele halve marathons – in tijden waarvan ik alleen maar kan dromen – en ik betrap mezelf erop dat ik in zijn voetsporen wilde treden.
Mijn startpunt was vreselijk. Zoals ik al vaker schreef liep ik augustus vorig jaar een achillespeesblessure op waardoor ik maanden helemaal niet kon lopen. In oktober pakte ik het weer op en maar na een val met de stadsfiets maakten een aantal gekneusde of gebroken ribben mij het lopen weer onmogelijk. Mijn basisconditie was vanwege alle fietsen natuurlijk goed, maar mijn hardloopconditie was zo goed als nul.
En dan ga je trainen. Als een metronoom. Een Zwitsers uurwerk. Vier trainingen per week. Soms vijf. Ik liep een paar wedstrijden, drie keer de Delftse Hout Parkrun (5 kilometer) om mezelf een beetje te testen, eind februari de Bertusloop over 10 kilometer. Ik ging het stiekem steeds leuker vinden. Sowieso is hardlopen in de winter zo veel makkelijker dan fietsen, vooral omdat het veel minder gedoe is en dus minder tijd kost. En dat tijd kosten, dat is best een ding als je fulltime werkt. In plaats van banden pompen, bidons vullen, lampjes opladen, fiets poetsen als het slecht weer is en vooral een stuk of 26 kledingstukken aan- en uittrekken is het broek en shirt aan, eventueel handschoenen, schoenen strikken en hop! Horloge heb ik toch al om (en is dus opgeladen), in plaats van een Garmin Edge die ook weer opgeladen moet. Wel in het donker een lichtvestje om, natuurlijk.
In mijn blog over het trainen valt duidelijk te lezen dat mijn gemoed alle kanten op schoot. Ik had zo weinig hardlooptraining achter de rug dat ik – en ook de Stryd-app – geen enkel idee had van mijn niveau. Maar dat het spectaculair verbeterde, dat werd steeds duidelijker. Lieve mensen, trainen werkt! O ja, ik heb nog niet vermeld dat ik niet gewoon een halve marathon wilde lopen, maar dat ik dat binnen 2 uur wilde doen. Ik vind of vond eigenlijk dat als je het niet binnen 2 uur kunt, je eigenlijk niet zou moeten starten. Doe dan eerst maar eens kortere afstanden. Voor alle duidelijkheid: voor een veertiger.
Nou, dat is dus niet gelukt. 2 uur en 16 seconden is de officiële tijd geworden.
De afgelopen maanden durfde ik de meeste mensen niet te vertellen dat 2 uur mijn doel was. Collega’s van mij lopen een halve in 1:30 en dan kom ik aanzetten met mijn doel van net boven de 10 kilometer per uur. Alsof ik commentaar zou krijgen als “het is wel de bedoeling dat je het hardlopend doet, niet wandelend.”
En dan moest ik vandaag naar kantoor met de boodschap dat ik dat niet eens gehaald heb.
En toch… Toch ben ik best trots op mezelf. Ik heb het wel gedaan. Ik heb getraind als een gek. Ik had een startniveau van nul. Ik heb ten minste 11 kilo overgewicht. Ik heb diabetes type-1 wat het niet makkelijker maakt. En ik ben geen 30 meer hè, volgend jaar word ik 50. Dat ik een week voor de wedstrijd ook nog eens een verkoudheid opliep zal niet geholpen hebben maar heeft uiteindelijk ook niet het verschil gemaakt.
Wat dat wel heeft? Dan kom ik bij de lessen. Op kilometer 18 ging het mis. Alle energie vloeide uit mijn lichaam. Totaal geen kracht meer in mijn benen. Het voelde heel bizar aan, alsof mijn benen niet meer bij mijn lichaam hoorden. Het werd echt overleven. Nu, een dag later, voelt de spierpijn et cetera echt heel erg mee. Het was dus echt een energiekwestie en dat doet vermoeden, sterk vermoeden, dat het probleem zat in te weinig eten en/of drinken. Drinken uit bekertjes: dat gaat dus niet. Of je moet stoppen maar dan kom je niet meer in je ritme. Pas na ongeveer 15 kilometer kreeg ik sportdrank aangereikt (minpuntje voor de organisatie) dus toen was ik al overgegaan op de gelletjes die ik bij me had voor het noodgeval van een hypoglycaemie. Ik had bewust geen bidon meegenomen omdat dat in de weg zit en dik een halve kilo extra aan ballast betekent terwijl ik al overgewicht heb, maar dat was achteraf veruit de beste optie geweest. Een bidon met Maurten 320 (90 gram koolhydraten dus) had denk ik het verschil gemaakt. Aan de finish was ik voor mijn doen bizar doordrenkt, echt kletsnat. Dus ook heel veel vochtverlies.
Ik was echt leger dan leeg. Op weg naar huis stopten we bij het Van der Valk-hotel Schiphol om te lunchen. Ik heb er een burger met friet gegeten maar amper 15 minuten later schreeuwde mijn lichaam alweer om eten. Aan de finish had ik al een bak fruit gegeten. Op. Dat was ik.
Mijn collega’s waren vandaag vriendelijker voor mij dan ikzelf. De twee 1:30-types die ik vandaag sprak waren oprecht lovend over mijn prestatie. Maar de meesten snapten ook dat ik gefrustreerd ben over die 16 seconden.
Het goede nieuws is dat ik de volgende keer iets te verbeteren heb. Met een kilootje minder moet het al kunnen. Die volgende keer gaat er denk ik wel komen, ik heb de smaak te pakken.
Het volgende doel? De Golden Ten hier in Delft. Dat moet mijn eerste sub 50 worden op de 10 kilometer. Eerst een dikke sub 25 op de 5 kilometer.
Nou Ivo, ik ben heel trots op je!