Spinnenweb

Vroeger mochten alleen de notabelen in de voorste banken zitten in de kerk. De vaak even linkse als katholieke mijnwerkers en hun naasten vonden het misschien wel de grootste onrechtvaardigheid die ze meemaakten in hun leven. Vandaag was hij blijkbaar één van de notabelen, want als familielid van de overledene mocht, nee moest hij vooraan zitten. Nog voor hij ging zitten kreeg hij al medelijden met de notabelen van vroeger. De bank was onmogelijk om op te zitten. De zitting was amper vijfentwintig centimeter diep. Weliswaar waren de mensen zestig jaar geleden een stuk kleiner, maar ook voor iemand van minder van één meter zestig of zeventig moest het bijna onmogelijk zijn om hier langer dan een paar minuten op te zitten. Het plankje waar je op moest knielen was met een nepleren laagje gestoffeerd. In de kerk waar hij vroeger zijn wekelijkse marteling moest ondergaan was er alleen een matje dat je onder je knieën kon leggen. Er waren twee soorten: oude matjes, die zo ruw waren dat je knieën een paar dagen later nog aanvoelden als steak tartare, en nieuwere die een stuk meer comfort boden. Maar hier was de demping dus ingebouwd in het plankje. Het bevond zich echter op een onmogelijke plek als je gewoon op de bank zat. Als hij zijn voeten voor het plankje zette dreigde hij elk moment onderuit te schuiven. De voeten op het plankje had echter tot gevolg dat zijn knieën bijna in zijn gezicht zaten terwijl de hoogste yogagraad was vereist voor de voeten achter het plankje.

De kist met oom Jean werd de kerk binnengedragen of eigenlijk gereden. Het ding werd vlak voor zijn neus neergezet. Hij vond het een beetje griezelig. De priester en zijn vazallen betraden het podium. De priester was relatief jong, waarschijnlijk een van de weinige katholieke priesters die nog niet dement was toen de Muur viel. Wat hem echter vooral opviel was de leeftijd van de twee misdienaars. Toen hij nog trouw de wekelijkse kerkdienst bezocht waren de misdienaars gemiddeld hooguit brugklasser. De twee misdienaars van vandaag hadden daarentegen de AOW als belangrijkste inkomstenbron. Dat gold trouwens ook voor de koorleden. Zijn oom was zo’n veertig jaar lid geweest van het Steinder Mannenkoor. Uiteraard luisterde het koor de kerkdienst op met gezang. Als hij een optimistische inschatting maakte was er hooguit één koorlid dat nog actief was op de arbeidsmarkt. De dirigent was tevens organist, die trouw de noten maar niet de muziek speelde, en het koor zat er vooral in de eerste liedjes af en toe een halve noot naast.

Even was er de cultuurshock, toen de voorzitter van het koor het woord kreeg en zich tot de aanwezigen richtte in het Limburgs. Het befaamde Steinder dialect, met de karakteristieke rollende r en vooral de uitbundige verzameling merkwaardige tweeklanken die in geen enkel ander lokaal dialect voorkomen. Hij woonde al zo’n twintig jaar in de Randstad en stond er in het geheel niet meer bij stil dat dialect, dat hij alleen nog in familiekring sprak, ook bij openbare gelegenheden wordt gesproken.

De priester sprak gewoon Nederlands, met een zuidelijk maar niet typisch Limburgs accent. Het was voor hem de eerste begrafenismis die hij meemaakte in twaalf jaar. De laatste was van zijn opa, die aanzienlijk ouder was geworden dan diens op-één-na jongste zoon die nu in de kist lag. De jongste zoon was trouwens al lang weergekeerd tot as, uitgestrooid in het Steinder Bos. Na de begrafenis van zijn opa was hij alleen nog bij crematies aanwezig geweest waar geen priester aan te pas was gekomen. De diepgelovige oom Jean werd ook gecremeerd, want, zo zei hij, er zou toch nooit iemand naar het graf gaan. Maar eerst was er dus een mis, in de kerk in Oud-Stein waar de familie tot ongeveer 1950 had gewoond. Tegenwoordig waren er nog maar drie parochies in Stein en die drie deelden bovendien dezelfde priester. Die priester was maar wat blij dat hij een keer een echt gelovige ging begraven. Hij liet geen gelegenheid voorbij gaan om te memoreren dat Jean ervan overtuigd was dat hij nu eindelijk kon beginnen aan het eeuwige leven waarop hij zich zo lang had verheugd.

Hij deed niet mee aan de rituelen. Vroeger kon hij alle teksten, ook die van de priester, nog beter opdreunen dan de tafeltjes van een tot en met tien. Al in zijn gelovige jeugd had hij zich verbaasd over het schijnbaar inhoudsloze opdreunen van ritmische teksten, alsof geen schaap in de kerk zich bewust was van wat hij zei. Hoe lang het ook geleden was, de priester hoefde maar te beginnen aan de voorbeden of de geloofsbelijdenis en in zijn hoofd begon de 78-toerenplaat weer af te spelen. Hij haatte zichzelf, wist niet goed of hij dit nou moest interpreteren als bidden, wat hij tegen elke prijs wilde voorkomen, of alleen maar als een Pavlov-reactie, even onschuldig en nietszeggend als een ochtenderectie.

De mis liep bijna ten einde. Natuurlijk moest de kist nog gezegend worden voordat deze de kerk uit gerold zou worden. De priester liep eerst met pleeborstel en daarna met wierook rond de kist. Pas bij de tweede ronde viel hem op dat het gouden stiksel op de rug van de priester helemaal gerafeld was. Hij keek eens wat beter om zich heen. Tijdens het knielen was hem al opgevallen dat aan de voorkant van de kerkbank een spinnenweb zat. De vrijwilligsters die vroeger de kerk schoonmaakten waren vermoedelijk ook al besprenkeld en bewierookt naar buiten gereden. Hij zag nu ook dat de muurdecoraties van de kerk her en der flink waren afgebladderd. Welkom in de kerk in Limburg. Glorie van weleer.

De kist kwam voorbij. Achter zijn ouders sloot hij aan in de rij. Het koor, inclusief een van de twee nog levende ooms, zong een laatste lied. Buiten scheen de zon.


Ontdek meer van ivo-habets.nl

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *