Een pareltje in een plat, commercieel genre
[Ik denk dat ik vanaf nu mijn reactie een samenvattende subtitel ga geven]
Het genre is tenzij ik iets over het hoofd zie slechts met één band met twee albums vertegenwoordigd in het boek: AOR oftewel Adult Oriented Rock of ook Album Oriented Rock. Die ene band is merkwaardig genoeg het Engelse Def Leppard, dat voortkwam uit de NWOBHM dus je kunt er ook nog wel over discussiëren of ze tot AOR behoren. Dat ze Engels zijn is merkwaardig omdat dit zo ongeveer het meest 100% Amerikaanse genre denkbaar is. Of nou nee, dat is niet waar, dat geldt ook voor country (&western, Canada meegerekend), hairmetal en wellicht R&B. Hoe dan ook: het is uiterst Amerikaans zowel qua herkomst als commercieel succes.
Journey is zonder enige twijfel een van de giganten van het genre. Misschien eigenlijk wel dé gigant, zeker als je de factor kwaliteit meeneemt.
Zonder de hele geschiedenis te willen beschrijven toch even wat achtergrond. Dat illustreert namelijk waarom Journey anders is dan de meeste bands in dit genre. De oorsprong is gelegen in twee jonge muzikanten die uit de band van Carlos Santana stapten: toetsenist/zanger Gregg Rolie en gitarist/(helaas)zanger Neal Schon. Die laatste speelde als zestienjarige met Santana op Woodstock. Ze verzamelden muzikanten om zich heen waaronder de voormalige Frank Zappa-drummer Ainsley Dunbar en de van de Steve Miller-band afkomstige bassist Ross Valory. Ongeveer in die samenstelling namen ze drie spacy halve jazzrock-albums op. Die worden door de meeste critici uitgekotst maar dat is niet terecht – er staat behoorlijk sterke muziek op en Neal Schon wordt meer en meer een heuse gitaargod.
Commercieel succes blijft echter uit en ze doen een gouden greep: ze haalden een onbekende zanger bij de band die voor een commercieel aantrekkelijker geluid moest zorgen. De met een behoorlijk hoog stemgeluid uitgeruste Steve Perry zou door zijn periode bij Journey uitgroeien tot waarschijnlijk een van de bekendste rockzangers ooit. Het eerste album dat ze maakten was ‘Infinity’ en dat is een knalgoed én – in de VS – succesvol album. ‘Wheel in the sky’ en ‘Lights’ zijn onvergetelijke rocksongs. Er kwam weer een line-up wissel: drummer Dunbar werd vervangen door Steve Smith. En dat is een grote meneer. Hij had eerder onder andere met jazzrocksuperfenomeen Jean-Luc Ponty gespeeld. Later werd hij ook beroemd (en rijk, denk ik) met het opnemen van drum-instructie-DVD’s.
Voor we de laatste relevante line-up-wisseling noemen: het mag duidelijk zijn, dit heeft – ironisch gezien afgezien van Steve Perry – alle kenmerken van een supergroep. Muzikanten die hun sporen meer dan verdiend hadden en vaak in bands of met artiesten die bepaald niet de kwalitatief minst uitdagende muziek maakten. Het zijn beesten van muzikanten, anders geformuleerd. En dat hóór je, hoe commercieel de muziek soms ook is. En dat maakt het verschil, en dat maakt de kwaliteit.
Na ‘Infinity’ kwam het in mijn ogen nog betere ‘Evolution’ – met Smith inmiddels – dat vooral het ultieme bluesrocknummer ‘Lovin’ touchin’ squeezin” bevat. ‘Departure’ was een zwakker album en toen kwam er om wat voor reden dan ook nog een wissel: toetsenist en nog altijd tweede zanger Gregg Rolie – Neal Schon was godzijdank gestopt met zingen – ging weg en de van de eveneens AOR-band The Babies afkomstige Jonathan Cain kwam. Misschien een minder goede muzikant maar wel wat de band echt nodig had: een geweldige songwriter.
Dus kwam in 1981 het album ‘Escape’ en daarna in 1983 nog ‘Frontiers’ waarna het in elkaar stortte. Het zijn twee fantastische albums, in alle opzichten. Frontiers bevat misschien iets meer stevige rock (‘Separate ways’ en ‘Rubicon’ bijvoorbeeld) maar ‘Escape’ heeft de grote hits.
Dit album gaat meteen van start met de ultieme Journey-hit ‘Don’t stop believin”. Destijds een nummer dat in Nederland geen enkele rimpeling in het muziekoppervlak veroorzaakte (nummer 14 in de Tipparade…), maar tot mijn verbazing zie ik tegenwoordig in horecazaken waar ik kom amper achttien jaar oud personeel dit nummer net zo enthousiast meezingen als ik in stilte doe. Waarschijnlijk omdat het veelvuldig in films en tv-series – The Sopranos in het bijzonder – is gebruikt.
Iedereen zingt het mee maar heb je er weleens goed naar geluisterd? Het is een opmerkelijk opgebouwd nummer met geen enkel kenmerk van een standaard-hit. Hoewel hij netjes in de beat blijft is de drumpartij van Smith allesbehalve rechttoe-rechtaan-rock-drummen, de baspartij van Valory is niet veel minder creatief. Het hele album door horen we hem trouwens heel prominent in de mix met een flink bewerkte, gave bassound. Schon maakt zijn entree ergens in de intro met… een flageolet. Even later gevolgd door een arpeggio categorie daar moet je even op oefenen. Maar dat is allemaal niet het meest opmerkelijke. Een normaal pop(rock)nummer kent een structuur couplet-refrein-couplet-refrein-brug-refrein-couplet-refrein of subtiele variaties daarvan. Heeft dit nummer eigenlijk wel een refrein? De kreet ‘Don’t stop believin” horen we pas na 3 minuten en 22 seconden, van de 4 minuut 9. Het zit verdomd creatief in elkaar en is goed gespeeld.
Er zijn veel meer juweeltjes. Tweede nummer ‘Stone in love’ is een supergoede stevige – voor dit genre – rocker met fantastisch gitaarwerk. ‘Still they ride’ een mooi wat gevoeliger nummer. Titelsong – dat als zodanig is al opmerkelijk – ‘Escape’ is een vreemde eend in de bijt. Het is alsof Journey opeens teruggrijpt naar hun oorsprong – het nummer is zonder overdrijven proggy te noemen met vreemde tempoveranderingen en een tamelijk complexe structuur. ‘Mother, father’ begint als een wat gevoeliger nummer maar eindigt als een behoorlijke rocksong met wederom geweldig gitaarwerk. Afsluiter ‘Open Arms’ was destijds ook een hitje – een mooie rockballad waar deze band met de stem van Perry die soms ergens de Maria Callas-regionen – bijna dan toch – ingaat in uitblinkt. Op het volgende album staat trouwens met ‘Faithfully’ misschien nog wel een mooiere.
Maar het andere echte juweel heb ik even laten rusten. ‘Who’s crying now’. Op zich niet eens een heel spectaculair nummer. Een mooi poprocknummer met een goeie opbouw en voldoende dynamiek. Maar het eindigt met een gitaarsolo, en wat voor een.
Neal Schon vind ik misschien wel de allerbeste gitarist die ik ken. Ik weet het: technisch gezien zijn er duidelijk veel betere gitaristen. Maar muziek gaat niet alleen om techniek, het gaat vooral om, eh, muziek. Gevoel voor muziek. En dat laat Schon hier op een ongekende manier horen. Die solo is geenszins spectaculair, maar hij is zo ongelofelijk raak op die muziek. Zo ongelofelijk raak… Het tilt het nummer naar een totaal andere dimensie. De subtiele accenten die Smith op de achtergrond legt tillen het nog verder op. Het is wonderbaarlijk mooie muziek, en dat in een context van wat eigenlijk als je het platslaat commerciële drab is.
Het album heeft ook zwakkere momenten – vandaar de 9 en geen 10. ‘Keep on runnin” en ‘Dead or alive’ bijvoorbeeld zijn niet helemaal onvergetelijk. Ter illustratie: ‘Dead or alive’ heeft een schamele 2,3 miljoen Spotify-streams, terwijl ‘Don’t stop believin” een hallucinante 2,5 miljard streams haalt. Overigens goed voor slechts een 74e plaats in de all-time ranking. Maar voor een song die in Nederland destijds – toen hitparades nog alles waren en alles zeiden over verkopen en successen – zelfs niet de hogere regionen van de Tipparade haalde…
Journey had met vier albums in de lijst gekund – en staat er met nul in. Dit is wel de meest evidente kandidaat. Een album dat nooit gaat vervelen.
Ontdek meer van ivo-habets.nl
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.