Hij was er gewoon opeens. Zijn komst was niet aangekondigd, hij werd door niemand geïntroduceerd. Een schooljaar begon altijd op dezelfde manier. In de eerste officiële week van het jaar hoefden we maar één keer op school te verschijnen. Iedereen zocht en vond een plekje in de klas, de klassenleraar, de ontzettend aardige natuurkundeleraar meneer Filot, deelde het lesrooster en de sneeuwballijst uit en we mochten weer naar huis. De klas was vrijwel identiek aan die van het vorige jaar, 2 gymnasium, dus iedereen ging weer op dezelfde plek zitten. Maar op de impopulaire rij links vooraan, tegen de lessenaar van de leraar of lerares aan, zat een onbekende jongen. Freek.
Hij was vrij klein voor onze leeftijd en heel erg tanig. Het was een stille, een beetje mysterieuze jongen. Eerlijk gezegd is hij altijd een beetje een mysterie voor mij gebleven. Zijn vader was vlak daarvoor overleden, maar hoe of waaraan ben ik nooit te weten gekomen. Hij praatte er nooit over en ik was niet iemand die dat soort vragen stelde. Ik weet wel dat zijn vader Duits was en uit Viersen kwam. Maar ik heb geen idee of Freek voor hij bij ons in de klas kwam daar of daar in de buurt had gewoond, of op welke school hij de eerste twee jaren van de middelbare school had gezeten. Niet in Geleen in elk geval, de plaats waar hij woonde, want beide vwo’s in Geleen hadden geen gymnasiumafdeling.
In de tweede klas had ik met drie anderen een vriendengroepje gevormd. Overeenkomsten tussen ons waren dat we relatief goed konden leren, dat we niet bepaald tot de snelle, populaire jongens behoorden (zonder echte nerds te zijn), dat we (voor driekwart) tot de armere leerlingen van de klas behoorden en dat we (wederom voor driekwart) van hardrock hielden. Niet dat een van ons lange haren had of in mouwloze spijkerjasjes met studs rondliep, maar gymnasiumjongetjes en -meisjes hebben nou eenmaal wel vaker een smaak die niet per se mainstream is. Het ene lid van ons groepje dat niet van hardrock hield luisterde alleen maar naar klassieke muziek. Hij liet geen gelegenheid voorbij gaan om ons te enthousiasmeren voor Ouverture 1812 van Tchaikovsky, volgens hem heftiger dan welk hardrocknummer dan ook. Later ging hij alsnog om. Tijdens zijn propedeuse geschiedenis werd hij bassist in een death metalband. De pauzes brachten we steevast door met kaarten. We bleven zo ver mogelijk uit de buurt van meisjes of andere enge toestanden. Freek sloot zich al snel bij ons groepje aan, hij had alle bovenvermelde kenmerken. Hij nam de plaats in van de minst fanatieke kaarten van ons vieren. We zouden al snel ‘beste vrienden’ worden. Niet dat we dat ooit tegen elkaar zeiden, we waren allebei (als het om meer emotionele dingen ging) heel erg introvert.
Freek was net als ik een echte muziekfreak. Samen begonnen we aan een ontdekkingsreis die de rest van de middelbare school zou duren. We wisselden enthousiast cassettes uit, namen alles van elkaar over, leenden alles wat los en vast zat bij de bibliotheek en luisterden er samen naar, gingen samen op een vrije zaterdag met zorgvuldig bij elkaar gespaard zakgeld naar die ene hardrockspeciaalzaak in Geleen om een hele ochtend door alle bakken te struinen, een hele stapel platen te beluisteren en uiteindelijk één elpee te kopen (want dan was het zakgeld op). We maakten een volstrekt parallelle muzikale ontwikkeling door. Van de standaardhardrock uit de tijd dat we kennismaakten gingen we naar thrash metal, speedmetal en vooral death metal. Het kon ons niet extreem genoeg zijn.
Voor mijn zestiende verjaardag kreeg ik van hem misschien wel het mooiste verjaardagscadeau dat ik ooit heb gekregen. Inmiddels had hij wat meer geld ter beschikking door een krantenwijk. Hij had her en der in Nederland democassettes en -singles besteld van de meest obscure death metal- en grindcorebands. De hele stapel moet hem aardig wat geld hebben gekost. Hij maakte er als cadeau voor mij een verzamelcassette (Sony Gold) van die ik nog lang heb gekoesterd. Als je de Mount Everest eenmaal hebt beklommen moet je daarna wel lagere doelen stellen. Na de meest extreme muziek die we konden vinden werd het dus tijd voor een ontwikkeling in een andere richting. Bij toeval ontdekte ik Rush, vroeger een soort symfonische metalband en in de jaren tachtig doorgegroeid naar een veel melodieuzere hardrockband. Freek was meteen om. In belachelijk korte tijd verzamelden we door bibliotheek en platenzaak (inmiddels had ik ook een cd-speler) letterlijk alles wat de Canadezen hadden geproduceerd, op dat moment vijftien albums. Enthousiast bespraken we alle muzikale paden die Rush ons deed ontdekken en we zochten nieuwe muziek die daarbij paste.
Freek en ik deelden nog een passie. We waren allebei omnisportvreters. De introductie van Eurosport op de kabel was voor ons een soort ‘you just entered Nirwana’-moment. We keken alles wat erop te zien was, of het nou het studenten-wk atletiek, ijshockey, bobsleeën, snooker of bowls was. Alles vonden we de moeite van het kijken waard. Freek was – anders dan ik – zelf ook sportief, hij had voordat we elkaar leerden kennen op hoog niveau getennist. Het is zo ongeveer het enige dat ik van hem weet uit zijn vroegere leven. Het tennissen en vooral de selectietraingen kostte te veel geld en hij had ermee moeten stoppen. Wielrennen en Formule 1 waren onze grootste sportieve passies. Samen bekeken we in de eindeloze zomervakanties in grote hitte de Grand Prix van Hongarije, samen waren we dolenthousiast over de verbijsterende overwinning van Marco Giovanetti in die gedenkwaardige Ronde van Spanje 1990. Freek was niet zo’n voetballiefhebber, de wedstrijden van Fortuna bezocht ik met een andere vriend uit ons groepje (die van Tchaikovsky).
In de zesde klas groeiden we in rap tempo uit elkaar. Ik denk eigenlijk dat het meer aan mij dan aan Freek lag. Ik was altijd al onzeker geweest, maar in de zesde klas begon die onzekerheid pathologische vormen aan te nemen. Het ging gepaard met min of meer depressieve buien waarin ik me afkeerde van de hele wereld om me heen. Freek wilde zich ook met andere zaken bezighouden dan alleen muziek en sport en ik kon, wilde noch durfde mee te gaan. Freek ging sociale geografie studeren in Nijmegen en ik economie in Tilburg. In die tijden zonder sociale media, zonder mobiele telefoon en zonder e-mail raakte je elkaar dan gewoon kwijt, tenzij je op de een of andere manier iets organiseerde. Dat deed geen van ons.
We zijn elkaar nog één keer tegengekomen, in ons tweede jaar op de universiteit. Een voormalige klasgenote van ons vierde haar verjaardag, ze studeerde ook in Nijmegen. Samen met een ander lid van ons vroegere clubje ging ik erheen en tot mijn verbazing maar vooral aangename verrassing was Freek er ook. Hij zorgde die avond voor de muziek. In de tussenliggende tijd had ik een volledig andere muzieksmaak ontwikkeld. Studio Brussel was mijn nieuwe god en daardoor – overigens niet zo heel erg origineel voor een student begin jaren negentig – was ik helemaal gepassioneerd geraakt door alle alternatieve rock die destijds van de daken geschreeuwd werd. dEUS was op dat moment mijn allergrootste muzikale liefde. De stapel cd’s die Freek bij zich had om te draaien leek volledig afkomstig te zijn uit mijn platenkast. En op het hoogtepunt van de avond draaide hij vanzelfsprekend dEUS’ ‘Hotel Lounge’. Het was bijna eng, zonder dat we nog contact met elkaar hadden gehad hadden we net zo’n parallelle ontwikkeling doorgemaakt als toen we nog alles met elkaar deelden.
Ontdek meer van ivo-habets.nl
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.