Amorf

Het leven van Albert Veerman was volmaakt. Dat vond hij niet alleen zelf, het was objectief gezien gewoon zo. Hij woonde al zijn hele leven langs de weg van Schipluiden naar Vlaardingen, aan de rechterkant van de weg vanuit Schipluiden gezien. Het was een prachtig gebied. De bermen werden nauwelijks gemaaid dus er was vrijwel altijd een overvloedige hoeveelheid gras, wilde bloemen en waterplanten. Het mooiste aan het leven van Albert was dat hij aan zijn kant van de weg het enige mannetje was. Er waren wijfjes in overvloed en ze waren gewillig. Dat hij het enige mannetje was en de wijfes juist talrijk waren was vast een logische verklaring voor die gewilligheid, maar daar dacht Albert niet bij na. Hij lag in een aangenaam najaarszonnetje te luieren in het gras en keek naar de overkant van de straat. Hij was er nog nooit geweest, waarom zou hij?

 

Sandra de Ruiter had een rotdag gehad. Op haar werk was haar leidinggevende, Guusje de Meester, weer eens enorm aan het zeuren geweest. Ze was zeker ongesteld. Of was ’s nachts wakker gehouden door huilende kinderen. Of haar man had gisterenavond geen zin gehad. Of juist wel. Wat de reden voor het slechte humeur van Guusje ook was, Sandra had de hele dag niet goeds kunnen doen. Na werk was Sandra naar Maasland gegaan, naar een repetitie van het amateurtoneel. Dat was nog erger. Dat verschrikkelijke wijf, die Jeannette met haar dikke tieten die ze de hele tijd in het gezicht van de regisseur duwde, was haar de hele tijd aan het bekritiseren. Hahahaha, noem je dat een verbaasde blik? Weet je zeker dat je niet het verkeerde deel van de dialoog hebt geoefend, whaaahaha. En de regisseur gaf haar natuurlijk de hele tijd gelijk. Gelukkig was ze bijna thuis. Een of andere malloot wilde blijkbaar met zijn boot het bruggetje over de Gaag nog passeren om elf uur ’s avonds. Idioot. Wachtend voor de open brug stak Sandra uit ergernis een sigaret op. Ze vond roken in de auto smerig, maar het was dat of nagelbijten en daar zou ze morgen spijt van hebben. Nog meer spijt dan van de auto die morgenochtend als een asbak zou ruiken.

 

Albert was moe. Hij had de hele dag vrijwel niets gedaan, een beetje luieren, af en toe iets eten, een keertje gakken, wat dobberen in het water. Dat kon behoorlijk uitputtend zijn. Hij keek naar de overkant van de straat. Hoe zou het daar zijn? Hij strekte zich zo ver mogelijk uit, stak zijn borst naar voren, sloeg zijn vleugels uit en gakte zo hard als hij kon. Zijn roep werd beantwoord vanaf de overkant van de straat. Een meter of dertig verderop zat een groepje mooie witte wijfjes dat enthousiast terugriep. Albert ging weer liggen. Maar hij was rusteloos, stond weer op, waggelde een stuk de kant van de wijfjes op, en ging weer liggen. Waarom zou hij moeilijk doen? Het was stil, in geen velden of wegen waren andere levende wezens te bekennen, alleen het groepje wijfjes. De natuur was al gaan slapen.

 

Eindelijk ging de brug dicht. Sandra zette de auto in de eerste versnelling en trok op. Door het dorpscentrum moest ze rustig rijden. Ze wilde nu snel naar huis, een borrel nemen en zich uitleven op haar man. Hij kon er ook niets aan doen, maar Sandra moest haar agressie op iemand botvieren. Ze reed het dorp uit en gaf meteen gas. Ze kon de weg wel dromen, alle bochten kende ze even goed als de rimpels in haar gezicht die ze elke dag in de spiegel minutieus bestudeerde. Niet dat het hielp, de rimpels werden toch dieper en groter. Met een flinke vaart zoefde de auto van Sandra over het gladde asfalt. Tot haar verbazing zag ze een tegenligger aankomen. Ondanks dat de weg amper breed genoeg was voor twee auto’s weigerde Sandra vaart te minderen. Ze nam een flauwe bocht naar rechts en zag plotseling vlak voor de auto iets wits oplichten in het licht van de koplampen. Ze kon geen kant op, uitwijken was met de tegenligger onmogelijk en remmen had geen zin meer. Ze hoorde een bonk en voelde hoe de auto over iets heen reed.

 

Een enthousiast najaarszonnetje scheen op het asfalt van het rustieke, slingerende weggetje. Vlak bij een bocht lag een grijzige, amorfe massa op het asfalt. Er staken een paar witte veren uit die zachtjes heen en weer bewogen in het frisse briesje.


Ontdek meer van ivo-habets.nl

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *