De vreemde keuzes van een producer op lsd
Dit is een bijzonder merkwaardig album. Uit de jaren zeventig kennen we het fenomeen van live-albums die naderhand in de studio flink opgekalefaterd werden. De vele speelfouten en valse noten werden met overdubs gerepareerd. Het nogal frequente middelenmisbruik waar veel jarenzeventigbands last van hadden was waarschijnlijk een van de redenen dat het niet altijd lukte om strakke live-opnamen te maken.
Op dit album hebben we het omgekeerde procédé. Dit is namelijk, ja echt waar, een studio-album. Er zijn echter achteraf publieksgeluiden aan toegevoegd en, nog bizarder, zelfs de stem van een MC die aankondigingen doet.
Waarom?
Wat het nog vreemder maakt is dat de plaat ook nog eens eerder de opnamekwaliteiten heeft van een live-album dan van een studio-album. Ja, dat was misschien de bedoeling maar het wordt wel heel ver doorgedreven. Ergens in ‘Roadblock’ horen we de lead-gitaar opeens weet ik hoeveel decibel harder in de mix, alsof de gitarist bij een echte live-opname opeens vlakbij de microfoon gaat staan (wat bij een elektrische gitaar natuurlijk sowieso niet zo werkt, maar u snapt wat ik bedoel). Laten we het correcter zeggen: alsof hij per ongeluk de volumeknop van zijn gitaar helemaal opendraait, of op zijn volumepedaal gaat staan. De realeasegeschiedenis van dit album is trouwens rommelig, ‘Roadblock’ was een outtake maar wel degelijk opgenomen in de studio. Twee andere later toegevoegde nummers waren wel live, net als ‘Ball and chain’ dat altijd al op het album stond. Ik herhaal: bizar.
De bedoeling was de rauwe live-energie van deze psychedelische bluesrockband te vangen in een opname, en dat is wel degelijk gelukt. Goed gelukt. Voor mijn en latere generaties is Janis Joplin natuurlijk vooral die mevrouw die haar ziel en zaligheid in de microfoon zingt/schreeuwt op Woodstock. En die energie, die passie die horen we hier ook.
Evenzeer is het een bijzonder historisch album. We zitten in de hoogtijdagen van de psychedelische rock. Van Janis Joplin zouden tijdens haar leven maar vier albums verschijnen, twee onder de naam Big Brother & The Holding Company, waarvan dit het tweede en bekendste is, waarna ze de band zou verlaten en onder eigen naam nog twee albums opnemen waarvan het tweede – Pearl – het bekendste is. De titel ‘I got dem ol’ kozmic blues again Mama!’ zal op zich niet geholpen hebben bij de verkoopcijfers van het eerste.
Daar had dit album geen last van: het was een gigantisch commercieel succes. Het stond acht weken op één in de albumhitlijst en was het bestverkochte album van 1968. Met hedendaagse oren is dat toch wel bizar: op de Nederlandse radio zou dit de afgelopen veertig jaar never nooit niet in mainstreamprogramma’s gedraaid worden. Mensen hadden in 1968 een stuk toleranter oren voor muziek met een behoorlijk scherp randje. Jonge mensen. Geen toeval, 1968 was – in Europa – het jaar van de studentenprotesten. De jeugd roerde zich, de jeugd had na de enorme welvaartsgroei van de jaren zestig voor het eerst geld te besteden en kocht dus volop platen. Zoals deze.
En een deel van de jeugd gebruikte lsd en allerlei aanverwante troep. En sommigen stierven op hun 27e.
Genoeg introductie. Wat vind ik ervan? Heel wisselend. Het begint goed, stevige psychedelische bluesrock met inderdaad een flinke live-vibe. Hoogtepunt van dit album is voor mij niet het overbekende ‘Piece of my heart’ (geschreven door Bert Berns en Jerry Ragovoy) maar een nummer dat minder met Joplin geassocieerd wordt omdat het ten minste 1161 keer werd opgenomen: Gershwin’s ‘Summertime’. Het is op het randje van over the top, maar net erbinnen en ik vind het een ijzersterke opname. Dit is Joplin op haar best, net als ‘Piece of my heart’ natuurlijk. De band is ook best goed.
Er zijn echter ook – afgezien van de rommelige structuur van het album – minder sterke momenten. Vooral de barkrukblues ‘Turtle blues’ – pfff, nee dank je.
Speculeren: wat als ze nou eens een echt goeie studio-opname van deze muziek hadden gemaakt? Met wat scherpere productiekeuzes? Of: als ze nou eens een een echt goeie live-opname hadden gemaakt?
Maar dat hebben ze niet gedaan. Wat resteert is een album met vlekken, bulten en strepen, maar dat heeft eigenlijk ook weer zijn charme. En ook hier nog even aandacht besteden aan de cover. Als je het weet zeg je: ah ja natuurlijk. Het is een tekening van Robert Crumb. Ach, hoezeer is dit album een product van zijn tijd of eigenlijk nog meer van zijn tijdgeest?

Ontdek meer van ivo-habets.nl
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.