#44 American Music Club – California (1998) 7/10

Huh?

Dit zou je een obscuur album kunnen noemen. Ik schreef in de vorige aflevering al dat ik hier tot mijn verbazing nog nooit van gehoord had, maar het blijkt nog wat bijzonderder.

Dit album staat niet op Spotify. Daar zijn er tegenwoordig toch niet veel meer van. Er staan wel wat andere albums van deze band – waar ik echt nog nooit van gehoord had – op Spotify maar niet deze. Dus heb ik het via YouTube moeten luisteren en dat levert wat technische uitdagingen op. Het is net wat minder makkelijk om het goed op de stereo te krijgen en de geluidskwaliteit is tamelijk belabberd.

En het is ook opvallend. Tot nu toe is mij een ding opgevallen, en dat is dat veel albums in het boek eerder uitgekozen lijken op basis van commercieel succes dan op basis van artistieke waarde. Daar valt trouwens ook best wat voor te zeggen – het boek gaat immers over albums die je gehoord moet hebben voor je sterft, niet over de beste albums aller tijden.

Goed, meer daarover in de eerste tussenconclusie die ik na vijftig albums wil maken. Laten we het hebben over de American Music Club. Een obscuur gezelschap, dus. Hun meest gestreamde nummer op Spotify – van de muziek die er wél opstaat – haalt net de half miljoen streams. Dit album werd net als opvolger ‘United Kingdom’ uitgegeven door platenmaatschappij Demon – en ook die opvolger staat niet op Spotify. Gevalletje bestaat niet meer en de muziek is in een put verdwenen?

Anyway, how about the music? Die is best oké.

Behalve… Ik heb een fundamenteel probleem met dit album. En dat is best een ernstig probleem. Vaak zie je bij bands die je als ‘album rock’ kunt betitelen dat de laatste track van een elpee de beste is. Zo’n lekker lang uitgesponnen nummer met vijf minuten gitaarsolo. Het favoriete nummer bij optredens. Hier is iets tegenovergestelds het geval: het met afstand zwakste nummer van het album is de opener.

En dat is niet echt handig. Ik las in het boek en overal waar ik zocht dat dit een indierock-band is. Ik zet die plaat op en ik hoor een soort walgelijke country-pop, een soort popcorn-suikerspin-de-glitters-in-de-haren-van-Dolly-Parton-bweuh-muziek. Ik zit te stuiteren in mijn stoel. “Dit is geen indierock, dit is kutpop”. Prullenbakmuziek.

Maar dat is het niet. De rest van het album is wisselvallig, maar wel goed. Soms wat te zoetsappig, zoals ‘Blue and grey shirt’, soms intrigerend zoals ‘Pale and skinny girl’, soms verrassend herrieachtig zoals ‘Bad liquor’ waar opeens punk-invloeden worden gecombineerd met een lelijke mondharmonica. Soms is het ook gewoon rustig en mooi: ‘Jenny’. Maar het in het boek zo opgehemelde ‘Western sky’ vind ik niks meer dan een zeikplaat – sorry, maar dat is mijn mening.

Het album hinkt me toch iets te veel op twee gedachten. Inderdaad een soort indierock versus een soort countryrock die neigt naar countrypop. Denk enigszins aan Whiskeytown maar minder country, Giant Sand zonder Howe Gelb als zanger en wat softer, Toad the wet sprocket met weer wat meer country. Daar ergens. Heel Amerikaans, dat is zeker. Vanwege de wisselvalligheid een 6,5 en die rond ik af naar een 7 want ik ben vriendelijk vandaag en het is ook terecht vanwege de mooie momenten.

[Terzijde: als ik de indruk wek dat ik iets tegen Dolly Parton heb: geenszins. Die is vrij geniaal. Dat komt later wel.]

Door naar een van de nieuwste albums in de lijst en een band die ik alleen van naam ken.

[Helaas geen nummer in de playlist, want ja, geen tracks op Spotify.]


Ontdek meer van ivo-habets.nl

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.