#24 John Lee Hooker – The healer (1989) 7/10

We moeten het over productie gaan hebben. Of over geluidsbeeld, zo u wilt. Platen uit de jaren tachtig staan erom bekend dat ze vaak bijna lachwekkend slecht klinken. Zonder er een diepgaande empirische studie op los te laten durf ik de stelling aan dat de oorzaak vooral de opkomst van allerlei digitale technieken en apparaten was die iedereen volop wilde gaan gebruiken, vergetend dat muziek gewoon muziek is en ouderwets goed moet klinken. In alle eerlijkheid: het zijn volgens mij vooral de platen uit de tweede helft van de jaren tachtig die vaak ten onder gaan in sonische verontreiniging.

Het openingsnummer van deze plaat is het titelnummer met als gast Carlos Santana. Oh boy, dat gaat even mis. De openingsklanken zijn al heel matig. En dan valt een keyboard in met een geluid… Ik geef twee opties om het te omschrijven. De eerste is de typische soundtrack van de ‘softporno’-filmpjes die vijfendertig jaar geleden rond elf uur ’s avonds op het Duitse RTL+ te zien waren. Het tweede is de muzikale omlijsting van een optreden van een Sinterklaas of Kerstman in een groot warenhuis dat budgetkeuzes moet maken. Het is verschrikkelijk.

Minder verschrikkelijk is gast Carlos Santana. Zijn gitaargeluid is uit duizenden herkenbaar en gelukkig niet mismaakt, en zijn gitaarwerk hier is echt goed. Blijkbaar is dit een album waarop John Lee Hooker met een keur aan gasten samenwerkt. In de volgende nummers draven achtereenvolgens Bonnie Raitt, Robert Cray en Canned Heat op. Het duet met Raitt, ‘I’m in the mood’, is een heerlijke blues met goed gitaarwerk. Het afgeknepen gitaargeluid van Robert Cray in ‘Baby Lee’ is bijna even herkenbaar als dat van Santana. En Canned Heat trakteert ons in ‘Cuttin’ out’ natuurlijk op een heleboel mondharmonica – bij de bespreking van Muddy Waters ging ik daar nog op los, maar dit is prima. Omdat het niet vijftig minuten lang zo’n zeurende mondharmonica is.

Een grotere verrassing is de samenwerking met Los Lobos, die in 1989 nog high waren van het succes van hun hit ‘La Bamba’. De bandoneon (of is het accordeon?) in ‘Think twice before you go’ is al verfrissend, maar het gitaarwerk op dat nummer is écht goed. Wauw.

Daarna zakt het album echter helaas in. De minder bekende gasten George Thorogood en Charlie Musselwhite (wiens grootste claim to fame waarschijnlijk is dat hij model zou hebben gestaan voor het karakter van Dan Aykroyd in Blues Brothers) brengen minder. Het album sluit af met drie nummers zonder gasten, die het niveau ook niet vast kunnen houden. Bovendien begint tegen deze tijd wederom een rare productiekeuze op te vallen. De zang van de 73-jarige John Lee Hooker is met zo bizar veel echo opgenomen, dat het bijna klinkt alsof hij moederziel alleen in de kathedraal van Amiens of Chartres staat te zingen. Vooral in de wat rustiger nummers valt dat op. Overigens: afsluiter ‘No substitute’ met dat merkwaardige, haast naar een dobro neigende gitaargeluid, is best wel goed.

In ouderwetse elpee-termen: een sterke kant A en een beduidend minder sterke kant B. Maar onder de streep een heel behoorlijk album waar je met plezier naar luistert. En zeker beter dan Muddy Waters, maar nogmaals: de bedoeling is niet om twee albums met elkaar te vergelijken.

Morgen weer verder, hoewel ik moet toegeven dat dit ritme mij zwaar begint te vallen.


Ontdek meer van ivo-habets.nl

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.