Ik schijn te zijn geboren in Stein. Natuurlijk geloof ik mijn ouders en mijn paspoort volledig, maar actieve herinneringen heb ik er niet aan. Toen ik net iets meer dan een jaar oud was zijn we namelijk naar het acht kilometer verderop gelegen Sittard verhuisd. Ik ben geen Maarten ’t Hart die nog precies weet hoe hij op zijn derde een volmaakt borstrokje breide en bovendien bij de hoeveelste steek van de hoeveelste rij hij er eentje liet vallen. Mijn oudste herinneringen dateren zo’n beetje van de kleuterschool, en dat zijn eigenlijk meer herinneringen aan herinneringen dan echte herinneringen.
Hoe dan ook, omdat ik dus in Sittard ben opgegroeid heb ik nooit van mijn leven uitgebreid school-werk of woon-werkverkeer gehad. De lagere school was – met kinderbeentjes – acht minuten lopen, het gymnasium een minuut of zes fietsen, de universiteit in Tilburg ook iets meer dan vijf minuten fietsen vanaf mijn kamer, en de drie woningen die ik in Den Haag heb behabitatterd waren ook nooit meer dan tien minuten fietsen of wandelen naar kantoor.
Het was dus mentaal een hele stap voor mij toen we acht jaar geleden in Delft gingen wonen. Voor mijn vriendin was het trouwens nog veel meer wennen, want vanuit ons appartement in Den Haag hoefde zij letterlijk alleen maar de straat over te rollen. Ongeveer twintig seconden woon-werkverkeer. Tussen Delft en Den Haag breng je een indrukwekkende elf minuten in de trein door en daar komt nog eens acht minuten fietsen in Delft en zes minuten wandelen in Den Haag bij. Echt een ongekend lange reisduur dus. Voor het eerst van mijn leven werd ik in 2007 forens.
Een van de interessantste aspecten van het forenzen vind ik dat je daar – uiteraard – niet de enige in bent en dat je in de loop der tijd een groep mensen gaat herkennen die vaak rond dezelfde tijd op hetzelfde traject reizen. Ik zal ook vast niet de enige zijn die bijnamen verzint voor mensen.
Zo is er – sinds de ingebruikname van het nieuwe station in Delft – het meisje met het hoge voorhoofd. Hoe ze eruit ziet weet u voor een deel al, maar opvallender dan haar voorhoofd is vaak haar kledingkeuze. Ze is nog best jong, misschien vijfentwintig, maar draagt vaak een beetje ouwelijke kleding. Het merkwaardigst zijn de panty’s in meestal zeer vreemde kleuren (paars, bleekgroen, vreemd mislukt oudroze).
Met een knipoog naar mijn moedertaal: ’t Sjiebelke. Ik denk dat hij in Rotterdam woont, als ik in de trein stap zit hij er altijd al in. Het is een meneer van ergens rond de veertig die altijd in fraaie pakken is gekleed. Ongetwijfeld rijksambtenaar. Hij heeft een heel jeugdige bos krullen en een klein rond brilletje. De bijnaam dankt hij aan het feit dat hij altijd kijkt alsof hij bang is dat hij elk moment op zijn gezicht geslagen gaat worden. Het mooiste wat ik met hem heb meegemaakt gebeurde op de terugweg vanuit Den Haag. Hij kwam in de trein een dame van middelbare leeftijd tegen die hij – zo viel uit het gesprek op te maken – slechts vaag kende. De dame wilde echter wel even haar ei kwijt bij haar kennis en ging honderduit vertellen over het conflict met haar werkgever. Ja, ik wil het je in vertrouwen wel zeggen, waarna de hele ellende op zeer luide toon door de treincoupé schalde. Ik heb zelden iemand zo ongelukkig zien kijken als ’t Sjiebelke toen.
De leeftijdsloze nimf. Ik heb werkelijk nog nooit iemand ontmoet in mijn leven van wie ik zo ontzettend totaal niet de leeftijd kan schatten. Het is een jongedame of dame, vrij klein, frêle, platinablond haar dat ook grijs zou kunnen zijn, met te ouwelijke kleren voor een jongedame en te jeugdige kleren voor een dame. Ze zou werkelijk zowel vijfentwintig als vijftig kunnen zijn. Met elke keer dat ik haar ontmoet stap ik iets verder van de 25-hypothese af, maar toch.
Maar mijn favoriet is de Aristocraat. Hem ontmoet ik al vanaf mijn allereerste weken als forens. Het is een man van een jaar of vijftig. Hij draagt altijd een keurig jasje, maar niet altijd een pak, vaak combinaties. Hij heeft echt zo’n ouderwets kapsel, een beetje opbollend aan de zijkanten, en ondanks de wat toenemende inhammen vol en altijd even netjes zittend bovenop zijn hoofd. Hij lijkt elke week naar de kapper te gaan want het zit altijd hetzelfde. Al lang voordat iemand van hipsters had gehoord en nog veel langer nadat onnodige gezichtsbeharing in de jaren zeventig en tachtig populair was droeg hij trots een serieuze ouderwetse knevel. Ik zal nooit vergeten dat hij tijdens het wk voetbal 2010 zowaar in de trein opdook met een oranje stropdas. Echt flabbergasted was ik onlangs toen we bijna tegelijkertijd hetzelfde kantoorgebouw ingingen. Ik denk niet dat hij al jaren bij dezelfde werkgever werkt als ik, maar dat hij onlangs in ons gebouw is komen wonen doordat een steeds groter deel van ons kantoor wordt onderverhuurd aan andere organisaties.
Elke ochtend denk ik weer aan het prachtige en onvergetelijke ‘The Worker’ van Fischer Z (©John Watts):
The hated journey on the train,
Always been the same,
Looking out windows,
Second class and second best,
What a waste of time,
Sleep for five stops in a row,
Prepare yourself to go,
Waterloo station,
Bought a ’69 Capri,
failed the M.O.T.
What a waste of time,
The Worker, the worker,
The worker, the worker.
Always kiss the wife goodbye,
Often wonder why,
At seven in the morning?
Think it’s time for a change,
Wouldn’t that be strange,
What a waste of time.
The worker, the worker,
The worker, the worker.
Ontdek meer van ivo-habets.nl
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.