Waar komt dit in godsnaam vandaan? Wat is het überhaupt?
[Podcast-voorbereiding-aflevering (1001 Album Complaints episode 234 verschenen 10 november – disclaimer: eerste deel al geluisterd]
Om weer eens met de conclusie te beginnen: er is heel veel op dit album aan te merken (en dat doen de podcast-vrienden aan het begin van de aflevering te horen meer dan genoeg, waardoor ik wel enigszins beïnvloed ben) maar er is één ding dat wat mij betreft als een paal boven water staat. Namelijk: dit album bevat onwijs aanstekelijke muziek.
Bij dit album hoef je je éen vraag niet te stellen: waarom het op de lijst staat. Dit merkwaardig obscure album – waarover zometeen meer – is namelijk op een curieuze manier uitgegroeid tot een van de meest gesamplede albums aller tijden. Zeker in oude hiphop maar naar het schijnt ook in drum ‘n’ bass is of was dit een geliefde inspiratiebron. Of nee, inspiratiebron is niet het goede woord bij samples: citatenbron. Het bekendste nummer ‘Apache’ is volgens whosampled.com 872 keer gesampeld, met als eerste drie genoemde gebruikers The Sugarhill Gang, NAS en de combinatie Jay-Z/Kanye West.
Maar wat is het in godsnaam? Dit album is zo obscuur dat je op wikipedia, meestal bij de albums uit het boek toch redelijk uitvoerig met informatie, niets kunt vinden over wie eigenlijk meespelen op dit album. Je moet zo ongeveer een AI-agent aan het werk zetten om wat info boven water krijgen.
Wat we zeker weten: het initiatief kwam van een Michael Viner vandaan – dat is niet moeilijk te raden hè – en die werkte als kantoorpiemel bij MGM records. Hij werd gevraagd om een soundtrack te maken voor ‘The thing with two heads’. Doe jezelf een lol en lees op wikipedia over het plot van deze film. Wederom volgens bron wikipedia was dit een blaxploitation-movie, nogal een ding in dit tijd, wat het weer enigszins merkwaardig maakt dat de soundtrack – veel bekender dan de film – volgens mij vooral door witte mensen werd opgenomen – maar nogmaals, het is nogal obscuur allemaal.
Hoe dan ook, die liedjes – ‘Bongo rock’ en ‘Bongolia’ – vielen in de smaak en er moest een album komen. Er is ook nog een vaag verhaal dat het album (deels) in Canada werd opgenomen, zodat het viel onder de verplichting van Canadese radiostations om ten minste X% Canadese muziek te draaien zodat het in elk geval north of the border voldoende airplay kreeg.
Als ik me niet vergis bevat het album drie originals – waaronder het genoemde ‘Bongolia’ – en voor de rest covers. Daar kun je iets van vinden, vooral omdat de covers echt zijn waar het album om draait, maar dat is eigenlijk unfair. Want die albums van Frank Sinatra bevatten – net als een groot deel van alle klassieke jazzalbums – voornamelijk musicalliedjes uit de jaren twintig of soms dertig, de fameuze standards. En daar zeurt niemand over.
De twee bekendste nummers an het album zijn het al even genoemde ‘Apache’ en zowaar ‘In-a-gadda-da-vida’ (ook wel ‘In the Garden of Eden’). Om even met die laatste te beginnen: het origineel is natuurlijk een ellenlang, nogal zwaar onder invloed van lsd (of andere troep) opgenomen curiosum met eindeloze oninteressante instrumentale passages. Dat gaat dus al gauw beter, want deze versie is hartstikke aanstekelijk. Het hele album is overigens instrumentaal, en anders dan de titel suggereert zijn het misschien wel meer de blazers dan de bongo’s die het album dragen. Die zijn lekker! De titel van het album en naam van de band zijn sowieso apart. In ‘Dueling bongo’s’ (een van de originals) horen we volgens mij vooral een duel tussen bongo’s en een drummer (net als in ‘In-a-gadda-da-vida’). Die drummer is misschien wel prominenter aanwezig dan de bongospeler/percussionist.
‘Apache’? Dat kennen we natuurlijk van The Shadows maar het werd al in de jaren vijftig geschreven door ene (Engelse) Jerry Lordan. Met name het (totaal oninteressante) instrumentale intermezzo – met een bongopassage waarin letterlijk niets gebeurt – is de bron van veel van die samples. Maar (de drumbeat aan) het begin van het nummer zul je meteen herkennen, waarvandaan dan ook.
Er is nog een topnummer en dat is het titelnummer. Ook een cover, van ene Preston Epps uit 1959. Ik weet zeker dat ik het – deze versie – ken omdat het vroeger gebruikt werd in een radioprogramma. Ik gok op het sportprogramma van Omroep Limburg, maar ik kan het nergens terugvinden. Het kan ook ergens op Veronica zijn geweest. Hoe dan ook: luister eens wat een lekkere swinger, puur muziekplezier!
De ster van dit album is niét de bongospeler en zelfs niet de blazers. Nee, dat is de organist. Misschien niet wereldschokkend wat hij speelt, maar wat een heerlijke vieze sound. AI aan het werk gezet: het schijnt ene Robbie King te zijn. Een echte studiemuzikant die veel voor Motown speelde, maar later zelfs met Bryan Adams opnam. Canadian, you know. Wat het weer iets terechter maakt dat ze werden gedraaid op Canadese radiozenders. Hoe obscuur dit album is: op Kings wikipedia-pagina staat niet vermeld dat hij op dit album speelt. Het waren allemaal studiomuzikanten, en volgens altmusic.com wisten de mannen achter het album later niet meer wie het geweest waren.
Tsja.
Misschien is het een rommeltje, misschien misleidt de titel, misschien zijn de originele nummers uiterst zwak, maar zeker is: dit album bevat een aantal heerlijke mopjes muziek.
En dan verdien je toch een 7, dichtbij een 8 eerlijk gezegd.

Ontdek meer van ivo-habets.nl
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
