#93 Ravi Shankar – The sounds of India (1957/1968) 5/10

De man die George Harrison in een boomtop deed belanden

Ravi Shankar kwam in zekere zin al twee keer langs. Ten eerste gaven zijn genen acte de présence: Norah Jones (geboren: Geethali Shankar) is zijn dochter. Zijn, niet te onderschatten, muzikale invloed kwam langs bij Steely Dan: de solo in ‘Do it again’ wordt gespeeld op een elektrische sitar. Hoewel je dat nooit zo precies kunt zeggen is de kans dat Steely Dan (of: gitarist Danny Dias) zonder Ravi Shankar op het idee zou zijn gekomen om een sitar te gebruiken niet groot.

Waar Ravi Shankar ook langskwam: in 1969 in een stadje upstate New York waar een festival werd gehouden. Woodstock dus. Het is eigenlijk opmerkelijk. Deze muziek sprak de voluit hallucinogene drugs gebruikende hippies (en Beatles) enorm aan omdat je er zo lekker op kunt trippen, maar Ravi Shankar zélf heeft zijn afkeer uitgesproken van die combinatie omdat de muziek voor hem, of beter voor zijn cultuur, een religieus element heeft.

Hoe het ook zij: Ravi Shankar had een enorme invloed op de hippiecultuur en veel muzikanten daarbinnen en rondom. Dit album speelt daar waarschijnlijk een grote rol in. En om meteen het gekke te benoemen: dit album staat vermeld in het boek als zijnde uit 1968, middenin dié tijd dus. Maar het is in werkelijkheid uit 1957. Niet alleen opgenomen, maar ook uitgebracht, een jaar later in de VS. Curieus.

Het album zelf is ook een tikje curieus. Het begint namelijk met een ruim vier minuten durende uitleg van Shankar over Indiase muziek. Daarna volgen vier raga’s die naar het schijnt relatief kort zijn, tussen tien en vijftien minuten.

Ik had verwacht dat ik dit niet om aan te horen zou vinden, maar dat bleek niet het geval. Ik zal het niet zo snel voor mijn lol opzetten, maar het is best fascinerende muziek. Eerlijk gezegd wel eerder geschikt als achtergrondmuziek, zoals nu terwijl ik dit aan het tikken ben, dan om heel intensief naar te luisteren. Het sitarspel van Shankar is in mijn volstrekt ongetrainde oren indrukwekkend. De tanpura die als het ware het fundament legt, als een soort ritmegitaar, vind ik een fascinerend geluid.

Mijn echte probleem met deze muziek zit in de tabla. Dat vind ik, ook als het in Westerse muziek wordt gebruikt zoals in de jaren negentig even in de mode kwam, een bloedirritant geluid. Stikzenuwachtig word ik ervan.

Het andere, meer mineure, probleem is dat er voor mijn Westerse oren zo weinig structuur in te ontdekken is. Het is improviseren over een raga, ik mag het van Shankar geen toonladder of schaal noemen maar het is wel zoiets. En dat telkens meer dan tien minuten lang. Ik zou met de beste wil van de wereld de nummers niet van elkaar kunnen onderscheiden. Het dreunt gezellig door. Toch noem ik een hoogtepuntje: ‘Máru-Bihág’ vanwege de sitar-improvisaties.

Ik geef gewoon lekker een 5 want dan doet Ravi het beter dan die kauwgomballenmeuk van zijn dochter.


Ontdek meer van ivo-habets.nl

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.