#70 Arcade Fire – Funeral (2004) 7/10

Ik weet het niet, ik ben niet overtuigd

Laat ik beginnen met een interessante observatie die ik deed toen ik begin dit jaar voor het eerst in Canada was. Op een vrije momentje dat we hadden liepen we een grote boekenwinkel binnen, ik wilde een souvenir aan mijn trip overhouden. En ik dacht: van welke beroemde Canadese schrijver ga ik een boek kopen?

Die zijn er nauwelijks. Alice Munro was de enige die bij mij echt een belletje deed rinkelen, maar niet mijn ding. Uiteindelijk kocht ik een boek van James Baldwin, (de staat) New York is vlakbij Toronto.

Muzikanten daarentegen… Het is opmerkelijk hoeveel beroemde acts uit Canada komen, ik denk eerlijk gezegd dat veel Europeanen vaak niet eens doorhebben dat ze naar Canadezen luisteren. Neil Young, Joni Mitchell, Leonard Cohen, mijn hyperhelden van Rush, viervijfde van The Band, voor mij minder bekend Shania Twain, one hit wonder Alanis Morissette, Gordon Lightfoot, dan hebben we de bekendste wel gehad. Het zijn heel wat albums in het boek.

En Arcade Fire, blijkbaar. Ik kende de band niet. Zoals ik al eerder uitlegde, 2004 is van na mijn tijd, ik was toen volledig into jazz. Als ik toen nog net zoveel naar alternatieve radio (Studio Brussel) had geluisterd, of Oor magazine had gelezen, had ik dit debuutalbum dat een behoorlijke indruk maakte vast volop meegekregen en had ik het waarschijnlijk gekocht.

Of toch niet? Laat ik met het positieve beginnen. Deze band verdient hele dikke kudo’s voor de originele arrangementen/instrumentaties. Komt verdikkeme opeens een accordion langs – op een goede manier – en we hebben ook een vibrafoon. En een hele goeie cello. De muziek is op zich helemaal prima, afwisselend, pakkend.

Ja, je voelt het: er komt een maar aan. Twee maren zelfs. Ik kan er niets aan doen: het zingen van frontman Win Butler vind ik, ehm, een uitdaging. Ik kan er niet aan wennen. Maar dat is niet het ergste. Zijn eega, Régine Chassagne, mag ook zingen. Afsluiter ‘In the backseat’ wordt mede daardoor echt het dieptepunt van dit album. Mijn hemel…

Volgens de Engelstalige wikipedia behoort deze band tot het indierock-genre. Dat is een interessante term die we in continentaal Europa volgens mij minder gebruiken. De oorsprong van de term – afkomstig uit de UK – is gelegen in het feit dat deze bands hun platen via onafhankelijke platenlabels (niet de majors, dus) uitbrachten. Bands als R.E.M. behoren daarom ook tot het genre (dat wat mij betreft niet echt een genre is, of in elk geval een nogal breed gedefinieerd genre). Zoals ik al schreef: dat zit wat mij betreft tussen pop en alternatief – de term die wij, in elk geval in mijn studententijd gebruik(t)en en die eigenlijk altijd betrekking had op muziek die allesbehalve radiovriendelijk was – in, en dat hebben we hier bij Arcade Fire ook. Neem ‘Neighborhood #4 (7 kettles)’, dat is toch zo goed als popmuziek? Hoewel veel van de arrangementen wel op het randje zijn voor echte pop, dit zit er toch tegen aan. En hee, de ultieme popband ABBA had hele originele arrangementen. Terug naar mijn eerste aarzeling: juist bij poppy muziek staat de zangkwaliteit centraal. Dus dat is het niet, maar het mist te veel van het beroemde scherpe randje dat ik zoek om alternatief – en dus interessant – te zijn.

Er is wel een uitzondering: ‘Neighborhood #3 (power out)’, dat heeft meer dan genoeg randje. Dat is echt mijn ding. Ware het niet dat juist op dit nummer het zingen vrij verschrikkelijk is – en mevrouw Chassagne-Butler gezellig een achtergronddeuntje zingt. ‘Rebellion (lies)’ wordt daardoor voor mij denk ik toch het hoogtepunt.

Het was best een aangename verrassing. Maar het had ook beter kunnen zijn. In mijn hoofd ging het cijfer heen en weer van 6 tot 8, dus laten we in het midden zitten.

Een laffe 7.


Ontdek meer van ivo-habets.nl

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.