Haat-liefde-verhouding, maar hier overheerst de liefde
Ik was op twee dagen na vijf maanden oud toen dit album uitkwam. Ik zal er weinig van hebben meegekregen. Mijn ouders zijn nooit echte muziekliefhebbers geweest, de platenkast bleef volgens mij beperkt tot twee albums van James Last die ze cadeau hadden gekregen. Mijn vader zal Roxy Music trouwens leuker hebben gevonden dan James Last, voor zover hij een uitgesproken smaak heeft is het toch meer gitaar-georiënteerd. Het komt ergens vandaan hè. Maar dit alles terzijde.
Roxy Music, toch een van de grote bands van de aren zeventig op het snijvlak van rock en populair – pop zou ik het zeker niet willen noemen. Enorm invloedrijk, al was het alleen al omdat het de band was van Brian Eno – die de band overigens na twee albums verliet dus hier al weg was – die een grote rol heeft gespeeld in de muzikale innovaties van de jaren zeventig en die zo belangrijk was in de carrière van een van de allergrootsten: David Bowie. Het is niet mijn band. Met Brian Eno heb ik helemaal niéts, en Bryan Ferry vind ik vooral heel erg Bryan Ferry. Dat rare trillertje dat hij te pas en te onpas – vooral dat laatste – laat horen, mon dieu, wie heeft dat verzonnen? Het klinkt een beetje als een mekkerende geit.
Dit is een heel goed album. Het is ook een heel inconsistent album, het lijkt soms wel alsof er drie bands aan het werk zijn. We hebben de swingende rockband, de band die irriteert met een saxofoon en zelfs een hobo en er is een band die zijn inspiratie deels haalt in music hall of zelfs Duits cabaret, denk Kurt Weil. Terzijde maar wel relevant: als ik iets een heel slecht idee vind is het een saxofoon in pop-/rockmuziek. Vreselijk, dat is altijd slecht. Ik vind sax in jazz geweldig maar in pop/rock is het altijd irritant getetter. Echt altijd. Oké, een van de weinige uitzonderingen die ik kan bedenken is het nummer ‘Baker street’ van Gerry Rafferty, daar hóórt die sax.
Eh, dit worden wel erg veel terzijdes. Dit album draait voor mij om het tweeluik dat begint met ‘All I want is you’ – een geweldige stuiterende rocksong. Goed gitaarwerk van Phil Manzanera. Het loopt naadloos over in ‘Out of the blue’, met een combinatie van een soort honky-tonk-piano, alweer zo’n stuiterende drumpartij, een opvallende break waarin we opeens een funky bas horen en daarna een bridge in een veel lager tempo met goed gitaarwerk. Het eindigt met een geweldige vioolsolo. Een fantastische rocksong!
Aangezien kant A al was begonnen met het swingende ‘The thrill of it all’ zou die als zelfstandig album misschien wel een 10 van mij krijgen. Of nee, toch niet helemaal, want het saxofoongetoeter van ‘Three and nine’ doet afbreuk aan een verder perfecte plaatkant. En de boogie van ‘If it takes all night’ is ook minder. Let wel: beide songs zijn goed, maar niet het niveau van de andere drie.
En dan komt kant B. Die begint zoals al vermeld met nummers waarin we in bierhallen terechtkomen, al dan niet in de jaren dertig. Zijn we hier geïnspireerd door de Fawlty Towers aflevering ‘The Germans’ (“Don’t mention the war”)? Nee dat kan niet, dat was 1975. Intrigerend, gedurfd – Roxy Music staat niet voor niets te boek als ‘art rock’ – maar geef mij toch maar de rockband.
Dan komt ‘Casanova’ en dat is weer een steengoede rocksong. ‘A really good time’ mag ook nog vermeld, met opvallende strijkers. Heel arty maar ook heel goed. En afsluiter ‘Prairie rose’ is een meer dan prima afsluiter, met ook weer zo’n stuwende drumpartij.
Jawel hoor, dit is een heel goed album. Ik wilde eigenlijk een 8 geven maar daar is het echt te goed voor. En vooral ‘Out of the blue’. Het gedurfde karakter van sommige misschien niet helemaal gelukte songs mag ook best gewaardeerd worden.
O ja, er is nog iets. De cover. Die kunnen we natuurlijk niet niét vermelden. Anno 1974 enigszins gedurfd, en gecensureerd in sommige landen, na pak ‘m beet eind jaren tachtig ondenkbaar. De twee maar net voldoende geklede om het enigszins decent te houden dames op de foto waren de zus en de vriendin van de gitarist/violist Michael Karoli van de Duitse, jawel, art-rock-band Can – die we later nog tegen gaan komen. Ik vind het prachtig en ik zie het probleem niet. Een paar jaar later zouden de leden van de (vrouwelijke) punkband The Slits zichzelf nog een stuk bloter op hun platenhoes laten afbeelden.
Yep, hier word ik blij van. En het is denk ik weer een voorbeeld van een album dat verdiende eens aandachtig geluisterd te worden. Al die albums die ik kocht vanwege hun plek in het boek kocht ik met stapels tegelijkertijd, met als resultaat dat ik de meeste eigenlijk nooit echt tot me heb door laten dringen.
Eens kijken wat ik van mevrouw Bos vind, een nieuwe ervaring voor mij en in zekere zin niet ver verwijderd van art rock. Arty is het in elk geval, rock iets minder.

Ontdek meer van ivo-habets.nl
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.