#104 The Who – The Who live at Leeds (1970) 9/10

Het is goed. Jazeker, het is goed, Maar hoe goed is het 55 jaar na dato?

[Wat langer dan normaal]

The Who… Zullen we eerst eens even een standbeeld oprichten voor die band? Ik denk dat de plek die ze krijgen toebedeeld in de meest gangbare versies van de moderne-muziekgeschiedenis niet helemaal recht doet aan de plek die hun eigenlijk toekomt. Die plek die ze kregen – zeker in Nederland, of buiten het VK in het algemeen – is er een op de tweede pagina. Maar zij staan ver vooraan in heel veel ontwikkelingen die het geluid van – vooral stevige – muziek ingrijpend veranderd hebben.

Laten we van achter naar voor gaan. Keith Moon was zonder twijfel de eerste drummer van zijn soort. Ik denk dat het niet vergezocht is om achter ‘Animal’ uit de Muppet Show Keith Moon te zoeken, als het archetype van de totaal losgeslagen rockdrummer. Hij ging als eerste met zijn drumstel smijten (overigens een niet heel prijzenswaardige vernieuwing), gebruikte zelfs vuurwerk in zijn drumstel, maar belangrijker is dat zijn ongelofelijk energieke ‘all-over-the drumkit’ chaotische techniek enorm invloedrijk was. Rush’ Neil Peart – de grootste of op-een-na-grootste-rockdrummer aller tijden – heeft dáár de mosterd gehaald, zoals elke drummer van begin jaren zeventig.

John Entwistle, de bassist. Op dit album kun je horen hoe uniek zijn manier van spelen was. Het is wat vreemd om te zeggen, maar in zekere zin was (het kwartet) The Who bepalend in de vorming van het fenomeen power trio, en Entwistle was daarin de sleutel. In een power trio – zoals wederom Rush – is er slechts één akkoordeninstrument, de gitaar, en uiteraard speelt die regelmatig solo’s. Dan krijg je een wat kaal geluid, maar een bassist kan dat opvullen door niet zoals gebruikelijk vooral tonica en kwinten (waarover zometeen meer) te spelen of zelfs de noten uit het akkoord te ‘lopen’, nee, de navolgers van Entwistle gebruiken gewoon de hele nek van de bas en gaan zelf bijna ook soleren. Daarbij een flink overstuurd geluid, het gebruik van afwisselend plukken, spelen met een plectrum en zelfs ‘picking’, Entwistle deed het allemaal.

En om een bruggetje te maken: met gitarist Pete Townsend was hij mede-bepalend voor wat nu al zes decennia het geluid van een rockband of zeker hardrockband is. Zij gingen als eerste werken met Marshall-versterkers (jawel, een Engels merk) omdat ze harder en harder wilden. De klassieke combinatie van een head met een stack, vier cabinets die worden aangestuurd: Entwistle en Townsend begonnen ermee. Toen Jimi Hendrix naar Engeland kwam en The Who zag spelen wilde hij dat meteen ook. Ja, Hendrix was een beetje (cynisch) een betere gitarist dan Townsend en bracht het geluid dus naar een volgend niveau (en zowel Townsend als Hendrix gingen net zo belachelijk doen als Moon en instrumenten vernielen), maar Townsend staat aan de basis. O ja, en Townsend was ook nog een van de eerste gitaristen die bewust met feedback ging spelen, die hij met zijn enorm luide versterkers natuurlijk volop had.

Ook vernieuwend en minder positief, alhoewel Ludwig van Beethoven er ook al last van had: de beide heren speelden zo hard dat ze allebei zo goed als doof werden, waarbij Townsend ook nog eens tinnitus had. Hoor je niks, maar wel een constante piep. Tsja.

Tot slot nog over de niet zo geweldige maar o zo invloedrijke gitarist Townsend. Nee, niet zozeer zijn ‘molenwiek’-techniek, dat ziet er leuk uit, maar ja. Veel belangrijker: hij heeft een grote rol gespeeld in het populariseren van power chords. Hij heeft ze niet uitgevonden. De eerste die ze volop gebruikte was de twintigste-eeuwse Braziliaanse klassieke componist (van vooral strijkkwartetten) Heitor Villa-Lobos. Al in de jaren vijftig werden ze door diverse rock-‘n-roll-gitaristen gebruikt en uiteraard was het Link Wray, de god van de surfgitaar, die ze next level bracht. The Kinks, Ray Davies, gebruikte(n) ze op ‘You really got me’ (dat hoor je eenvoudig), misschien wel het eerste hardrock-nummer ooit… Maar het was Townsend alweer die er echt mee aan de haal ging en een voorbeeld werd voor generaties en generaties hardrock- en metalgitaristen.

Wacht even, wat is een power chord? Nou, ‘gewone’ akkoorden zijn altijd majeur of mineur. In het eerste geval pak je een grondtoon (de tonicum), bijvoorbeeld een E, dan stapel je daarbovenop een grote terts (vier halve stappen, een G# dus) en dan nog een kleine terts (drie halve stappen, een B dus, de kwint van E). Voilà het E-majeur-akkoord (=drietoon): E-G#-B. Voor een mineur-akkoord draai je de grote en de kleine terts om: E-G-B. Maar wat doen we bij een power chord? We laten die middelste klank gewoon weg. Het power chord van E wordt dus E (tonicum)-B (kwint). Vaak wordt daar dan nog een octaaf aan toegevoegd, dus dan wordt het E-B-e (een E een octaaf hoger dan die van de grondtoon). Het wordt geschreven als ‘E5’. Mijn basgitaarleraar noemde het een ‘seksloos’ akkoord, omdat er dus geen majeur- of mineurkleuring aan gegeven wordt. Maar waarom? Nou, het grote voordeel is dat als je met heel veel overdrive of een vette distortion speelt een gewoon akkoord (met sekse) al snel modderig of rommelig gaat klinken, terwijl een power chord beter tot zijn recht komt. O ja, ze zijn ook nog eens makkelijker te leren, omdat je door maar drie snaren te gebruiken met twee vingers een soort barré-akkoorden creëert waarmee je dus alleen maar een fret hoeft op te schuiven om bijvoorbeeld van een E naar en F te gaan (en nog een fret voor F#, G etc.). Vrijwel alle punkbands gebruiken dit volop, zoals we leerden bij Circle Jerks, en het schijnt dat Billy Joe Armstrong van Green Day nooit iets anders doet (niet gefactcheckt). Maar let op, ook hele goeie gitaristen passen de techniek toe: een van de beroemdste riffs aller tijden van Richie Blackmore – ‘Smoke on the water’ – bestaat uit power chords.

Tot zover het standbeeld…

Of wacht, dan hebben we nog dit album. Want dat is op zichzelf al een standbeeld. Volgens sommige lijstes is dit het beste live-album aller tijden, en het is zeker – wederom – een van de invloedrijkste. The Who, die zo ontzettend niet op hun plek waren op Woodstock met allemaal love, peace en drugs predikende hippies, terwijl zij voor die tijd ongelofelijk agressieve muziek maakten en zoals hierboven vermeld het liefst de boel afbraken en deden ontploffen, wilden een live-album opnemen dat de enorme energie van hun live-shows tot zijn recht deed komen. Het resultaat is een ongelofelijk rauw en eerlijk gezegd nogal rommelig album, waarop de heren zichzelf best wel voorbij lopen, maar de energie is onmiskenbaar. Voeg daarbij de bewust gekozen vormgeving die het album als een bootleg (voor moderne lezers: een illegaal uitgebrachte, clandestien gemaakte live-opname) met een soort kartonnen hoes met een sticker erop geplakt, en een stijlicoon van een live-album was geboren.

Maar over welk album hebben we het hier eigenlijk? Het originele album uit 1970 telde slechts zes nummers en duurde maar 39 minuten, waarvan bijna de helft bestond uit een medley die begint met hun generatie-bepalende en -typerende doorbraakhit ‘My generation’. Dit was uiteraard de elpee-tijd. Opmerkelijk was dat op de hele elpee maar een paar seconden – in de medley – te horen zijn van het album waarmee ze toerden: de rockopera ‘Tommy’. In de cd-tijd kwam in 1995 een nieuwe versie uit die werd uitgebreid naar 14 nummers en ruim 76 minuten, toen zo’n beetje het maximum dat een cd kon bevatten. Hier vinden we één, of nou ja twee aan elkaar geplakte, nummers van ‘Tommy’: ‘Amazing journey / Sparks’. In 2001 kwam dan de Deluxe Edition die een dubbel-cd werd waarop we als tweede cd een volledige uitvoering van de hele opera ‘Tommy’ krijgen. Om het allemaal nog bizarder te maken kwam als veertigste-verjaardag-jubileum-editie nog een versie uit met het volledige concert in Leeds en het een dag later opgenomen concert in Hull, eveneens met een complete ‘Tommy’ als tweede cd. Van zes nummers en 39 minuten naar vier volgestapelde cd’s in veertig jaar tijd.

Zoals altijd: ik baseer dit op de originele versie, met slechts enkele seconden ‘Tommy’ dus (dat megalomane geval staat zelf ook op de lijst). En wat we wel horen zijn voor de helft covers: ‘Young man blues’ van Mose Allison, ‘Summertime blues’ van Jerry Capeheart en Eddie Cochran, maar vooral bekend van Blue Cheer (hoewel The Who het daarvoor al op zijn setlist had), en ‘Shakin’ all over’ van Johnny the Kid. Best apart voor een band die al vier albums uit had gebracht, maar ja, ‘Tommy’ werd dus apart gespeeld en niet meegenomen bij het album. Vooral ‘Summertime blues’ kan mij wel bekoren. Mocht dat nog niet duidelijk zijn: dit album is hárd, agressief, een bak energie, een bak muzikale agressie. Sterk in blues gewortelde muziek die qua intensiteit aardig wat heavy metal – zeker alles wat een hand uitreikt naar het grote publiek, zoals bijna alle niet-thrash-metal uit de VS van de jaren tachtig – doet verkruimelen tot Sesamstraat-muziek.

Het opvallendste nummer is natuurlijk de medley die begint met het manische ‘My Generation’. Tijdens dat nummer horen we Entwistle een soort gitaarsolo spelen op zijn zwaar overstuurde bas. Na een soort improv-jam komen we dan opeens in ‘See me, feel me’, geen op zichzelf staand nummer maar zelf weer een onderdeel van de magistrale finale van ‘Tommy: ‘We’re not gonna take it’. Na een minuut of zes krijgen we zowaar even wat lucht met een stukje waar Townsend zijn gitaar bijna clean bespeelt. Daarna gaat Moon weer proberen zowat al zijn drumvellen kapot te slaan en vooral de cymbalen uit hun standaarden te laten vliegen, gaat Townsend weer verder met een nog heavier geluid, enzovoort enzovoort. Overigens klopt wat ik hiervoor schreef over slechts enkele seconden ‘Tommy’ niet echt, dat was voor de literatuur: deze hele medley is voor een groot deel gebaseerd op ‘Tommy’ en vooral de finale. Het is magistraal.

Het album eindigt dan nog met wederom zeven minuten klereherrie die ‘Magic bus’ moet voorstellen, waarbij zanger Roger Daltrey – hee, die hadden we nog niet genoemd – de herrie nog groter maakt door op een mondharmonica te gaan blazen.

Ik geef dit album geen tien, want het is te rommelig, te onevenwichtig en de drie covers zijn eigenlijk een vreemde eend in de bijt. Ik denk dat ik het beter had gevonden als deze originele versie vooral eigen songs en volledige versies van ‘Tommy’-songs had gehad.

Maar dat het een monument is…


Ontdek meer van ivo-habets.nl

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.