Een terecht veelgeprezen album van De Nobelprijswinnaar
Daar is-ie eindelijk: De Nobelprijswinnaar staat maar liefst zeven keer in de lijst dus het werd tijd dat hij een keer aan de beurt was (waar blijven The Beatles?). Opmerkelijker dan die zeven vermeldingen is misschien wel dat de eerste (The freewheelin’ Bob Dylan) dateert uit 1963 terwijl de laatste (Time out of mind) pas in 1997 op plaat werd gezet. Dat is een vrij onwaarschijnlijk lange tijdspanne. En toen moest hij de Nobelprijs nog ontvangen… Overigens, de echt laatste vermelding is uit 1998, maar dat is een alsnog uitgebrachte bootlegopname uit 1966. Uit mijn consistent gehanteerde benaming De Nobelprijswinnaar zou je op kunnen maken dat ik cynisch ben over of een hekel heb aan Bob Dylan, maar dat is echt niet het geval. Een enorme fan ben ik ook niet, maar ik kan zijn muziek wel degelijk waarderen. Let wel: muziek. Want ook voor Dylan geldt: als ik teksten wil lezen trek ik wel een boek uit de kast. En daar zit mijn pijn: hij had natuurlijk nooit de Nobelprijs mogen krijgen, dat is zo’n ongekende schoffering van de misschien wel meest invloedrijke schrijver van na de Tweede Wereldoorlog geweest, dat is ongekend. Ik heb het uiteraard over Philip Roth, die als Amerikaan die prijs had moeten krijgen (wat inmiddels niet meer kan). Dat Dylan vervolgens ook nog zijn reet afveegde aan die prijs maakt het nog erger.
Goed. Dat hebben we achter de rug.
Dit is een album uit de hoogtijdagen van Dylan, toen de wereld zich aan zijn voeten neervlijde. Het staat te boek als misschien zijn beste album en als enorm invloedrijk. En het schijnt het allereerste rock(?)-dubbelalbum te zijn uit de geschiedenis. Dan toch wat Amerikanen rock noemen, op Nederlandse websites vind je “het eerste pop-dubbelalbum: uit de geschiedenis, dat wil dus zeggen niet in jazz of klassiek. Het tikt af op 72 minuten, wat begin jaren negentig – helaas – een niet-ongebruikelijke lengte was voor cd’s. Het houdt de spanningsboog bijna op orde, maar het gaat uiteindelijk toch mis.
In 1965 had Dylan de folk-wereld geschoffeerd door op het Newport-festival met een elektrische band op te treden. Goed gedaan zou je zeggen, alleen akoestische gitaar en (vooral) mondharmonica leidt al snel tot een vermoeide luisteraar. Maar nee, de folkies wilden daar niks van weten en vonden Dylan een judas. Voor dit album dook Dylan de studio in met een begeleidingsband die zichzelf ‘The Hawks’ noemde, waarmee hij al een tijdje toerde. En dat is de band die we iets later zouden leren kennen als, jawel, The Band.
We horen Dylan hier dus met delen van The Band – opmerkelijk genoeg ontbrak drummer (en een van de zangers van The Band) Levon Helm, die het zat was om in een begeleidingsband te spelen. Dat kwam dus even later goed doordat de band van Dylan een zelfstandige band werd – met Levon Helm – die zichzelf The Band ging noemen.
Oké, genoeg grappen daarover. Het belangrijkste is: Robbie Robertson, de gitarist van The Hawks/The Band die af en toe flink de show steelt op dit album. Het opmerkelijke vind ik dat hier als begeleiding van folkzanger Dylan veel en veel scherper wordt gemusiceerd dan op dat veel te zoetsappige en gezapige debuut van The Band. De muziek is bij vlagen echt goed op dit album en heeft genoeg scherp randje, zodat we Dylan hier inderdaad als onderdeel horen van de rockrevolutie die volop gaande was. Het is niet vreemd dat hij, in combinatie met zijn aansprekende protestgeneratie-teksten, enorm veel invloed had met dit album.
Hoogtepunten zijn vooral het bijna swingende ‘I want you’, het sfeervolle ‘Stuck inside of Mobile with the Memphis blues again’, het ultra-bluesy ‘Leopard-skin pill-box hat’, met een glansrol voor Robertson, het mooie, Dylan-esque ‘uit like a woman’, het stuwende ‘Most likely you go your way (and I’ll go mine)’* met ook alweer Robertson in de hoofdrol, en het fraaie ‘Visions of Johanna’ – oorspronkelijk naamgever van de geweldige Nederlandse melodieuze alternatieve rockband Johan, die de naam zoals u begrijpt later inkortte.
*Ik denk dus de hele tijd dat hij daar zingt: “I’m gonna lick your ass”, vooruitblikkend op het (niet) in ontvangst nemen van de Nobelprijs. Maar het schijnt “I’m gonna let you pass” te zijn. Toch jammer.
En ja, dan moeten we het toch nog hebben over het openings-en slotnummer… Opener ‘Rainy day women #12 & 35’ – dat eigenlijk iets als ‘Everybody must get stoned’ had moeten weten, maar dat mocht niet, is een soort proto-punk-hoempapa. Ik weet niet goed wat ik ermee moet, ik vind het geen hoogtepunt. De afsluiter ‘Sad-eyed lady of the Lowlands’ is als zodanig fraai, hoewel het wel erg lijzig gezongen wordt (natuurlijk altijd een ding bij Dylan, alhoewel hij op dit album goed bij stem is). Maar het is de hele kant vier van dit zoals gezegd dubbelalbum, het stopt na 11 minuten en 19 seconden. Dat mag, ik hou wel van lange nummers. Maar hierin gebeurt wel erg weinig… Het laat het album wat mij betreft uitgaan als een nachtkaars.
Hulde voor de Nobelprijswinnaar, een uitstekend album waarvoor hij alle mogelijke muziekprijzen had mogen krijgen.
Domtiedom.

Ontdek meer van ivo-habets.nl
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.