#1002 (107) Tom Waits – Nighthawks at the diner (7/10)

Bijzonder? Ja. Amusant? Ja. Origineel? Ja. Een wereldplaat? Nou… nee

[Podcast-voorbereiding-aflevering (1001 Album Complaints episode 231 te verschijnen 20 oktober 2025]

Als je naar de drie beste songs van dit album kijkt, ‘Better off without a wife’, ‘Warm beer and cold women’ en ‘Big Joe and Phantom 309′ – dan weet je meteen in welk universum we terecht zijn gekomen. We zitten hier in het leven van een Zuidas-advocatenstel, met als grootste worsteling in het leven de vraag waar ze die twee Urban Arrows (het ene kind, dat op zijn derde nog niet hele boeken van Thea Beckman kon lezen en dus niet zo goed kan leren moet immers naar de vrije school aan de andere kant van de stad gebracht worden) in vredesnaam kwijt kunnen in hun grachtenpand, ’s avonds als de kinderen in hun eigen twijfelaar slapen ruziënd omdat de een op D66 en de ander op PvdA/GroenLinks wil stemmen, omdat de tweede vindt dat er vooral veel sociale woningbouw bij moet komen en de eerste dat er vooral gebouwd moet worden waar vraag naar is.

Niet dus. We zitten hier bij truckchauffeurs die een wife beater dragen, een uur in de wind stinkend naar tabak, met een alcoholkegel waar een cactus dronken van wordt, die na een lange werkdag in hun Peterbilt (jawel, die wordt ergens op dit album genoemd) zich lam zuipen voor ze naar bed gaan en de wekker weer gaat om 5AM, of beter misschien om 1PM omdat ze avondwinkels bevoorraden, of zoiets. [Overigens bedoel ik dit niet negatief naar vrachtwagenchauffeurs, helemaal niet, maar ze komen langs op dit album – blame Tom Waits]

De titel van dit album is afgeleid van het prachtige schilderij ‘Nighthawks’ van Edward Hopper. De hoesfoto plaatst Tom Waits als het ware in dat schilderij. Als ik naar de muziek en stiekem een beetje naar de teksten luister komt een ander Amerikaans cultuurfenomeen bovendrijven in mijn associaties: Charles Bukowski, schrijver van realistische romans – ik vind ze geweldig – over de uiterste zelfkant van de Amerikaanse samenleving. ‘Post office’ is de eerste en de beroemdste.

Toch zitten we muzikaal gezien opmerkelijk genoeg in een ander universum. Het is een merkwaardig en daarmee fascinerend album. Waits wilde de sfeer oproepen van jazzclubs uit de voorbije decennia. Ik heb stapels jazz-platen in de kast staan en ik vid het altijd bevreemdend dat als je naar nu legendarische live-opnames luistert – zoals Bill Evans’ ‘Sunday at the Village Vanguard’ – het klinkt alsof er pak ‘m beet twintig man in de zaal zaten. Je hoort geroezemoes, gerinkel van glazen of misschien wel koffiekopjes, en zowat de mooiste jazz die ooit is opgenomen door een stel van de meest briljante jazzmuzikanten ooit.

Dié sfeer wordt hier muzikaal opgeroepen en op een hele aparte manier. Dit klinkt namelijk als een live-album, maar is het niet en tegelijkertijd ook wel. Het is opgenomen in de studio, tijdens vier sessies (wikipedia is hier weer mijn grootste vriend), maar wel degelijk voor uitgenodigd live-publiek, dat we ook horen zoals op de Evans-plaat. We horen ze reageren op de muziek en vooral op de ellenlange intro’s die Waits verzorgt bij de nummers op sfeervolle, minimale muzikale begeleiding. Het wordt helemaal een spiegelpaleis als Waits in de intro tot ‘Putnam County’ aan het publiek vraagt of de bediening een beetje zijn best doet – de bediening in een opnamestudio, dus.

Waits wordt hier begeleid door vier rasechte jazzmuzikanten. Geen van allen zijn ze – althans bij mij, en ik ben toch redelijk thuis in dat genre, vooral uit die tijd – echt bekend, maar ze hebben stuk voor stuk een behoorlijk cv. Maar een deel van wat misgaat op dit album: dit is jazzy muziek, maar het is géén jazz. Als het dat zou zijn geweest hadden die muzikanten namelijk regelmatig echt los mogen gaan, maar daar is geen sprake van. Waits zelf is, misschien wel tot zijn eigen frustratie, geen jazzzanger. Dus het hangt een beetje tussen die twee genres (jazz en? wat eigenlijk? jazzypopsinger-songrwriter, zoiets?) in. De ster van dit album is, afgezien van Waits die zich duidelijk in zijn element voelt, wat mij betreft (contra)bassist Jim Hughart. Juist omdat de muzikanten zich niet mogen laten gaan in echte jazzsolo’s springt het zeer smaakvolle begeleidingswerk van Hughart eruit. Zoals gezegd, ik ken hem niet, maar hij speelde ook met Joe Pass, en dat was zeker in de jaren zeventig een van de allergrootste jazzgitaristen. En hij speelde mee op een plaat van Barry Manilow, how about that for a resumé! Hoe dan ook, de gestreken bas in ‘Putnam County’, de heerlijke lopende bas in ‘Spare parts (A nocturnal emission), de man steelt de show.

De hoogtepunten heb ik al genoemd. Nog even over ‘Big Joe and Phantom 309’, daar hoort wat uitleg bij. Het is een cover om te beginnen. Het vertelt het verhaal over een lifter die in beestenweer is meegereden met een vrachtwagenchauffeur, die hem aflevert bij een truckstop (‘diner’). De barman weet de lifter te verteller dat Big Joe een geest was, want tien jaar eerder kwam hij bij een ongeluk met zijn Phantom 309 om het leven toen hij een groep kinderen moest ontwijken. Mooi verhaal, als je een beetje van Edgar Allan Poe-achtige gothic horror houdt.

Echte minpunten zijn er niet, het probleem is gewoon dat te veel nummers te veel ‘blijven hangen’, te meer daar – intro’s niet meegerekend – de nummers vaak richting zes minuten of eroverheen gaan.

Het is een interessant, amusant en fascinerend experiment. Maar het doet het nét niet.


Ontdek meer van ivo-habets.nl

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.