#1001 (99) Merle Haggard and the Strangers – I’m a lonesome fugitive (1967) 8/10

Ik ga heel goed op dit soort muziek!

Wacht even… Gaan we nou ineens van nummer 98 naar nummer 1001? Nee, niet echt natuurlijk, maar om mijn lol in dit project nog groter te maken – die is groot, na het echte album 100 schrijf ik weer een tussenstand – heb ik besloten tot een kleine aanpassing in de methode.

Ik schreef dat ik hiermee begon geïnspireerd door de podcast ‘1001 album complaints’ van de vrienden uit Delaware Phil, Tom, Rob, Adam, Marty en Alan. Ik luister als ik tijd over heb naar oude afleveringen, maar sinds een tijdje luister ik ook elke week naar de nieuwste aflevering die elke maandag verschijnt. En natuurlijk is het dan ook leuk om mee te luisteren met het nieuwe album, dat ze aan het einde aankondigen (meestal ook random gegenereerd). En dan schrijf ik ook maar meteen mijn beoordeling, die ik dan later als het album echt aan de beurt komt een nieuw nummer geef. Als er een album aan de beurt komt dat ik al gedaan heb zal ik nog eens met frisse moed opnieuw luisteren en kijken of ik het nog altijd met mezelf eens ben.

Goed. Merle Haggard dus. Hardcore country, meer dan Johnny Cash. En toch ook niet en ik baseer me nu op wikipedia, want uiteraard ben ik geen country-kenner. Blijkbaar is Haggard een van de belangrijkste representanten van de Bakersfield-sound, die een reactie vormt op de veel ‘plastic-er’ Nashville-sound, verzuipend in veel te rijke productie. Redelijk rechttoe-rechtaan kleine-groep-muziek, met veel elektrische gitaar en pedalsteel, doordrenkt met invloeden uit rock ‘n’ roll. Buck Owens is een andere grote naam in het subgenre en ik kan alvast verklappen dat ik die ook behoorlijk kan waarderen.

Want dat kan ik dit album zeker. Ik vind dit lekkere muziek, een verademing na de vreselijke voorgaande albums. Ik heb op een rustige avond nog eens keer de echte ‘close listening’ gedaan, in een donkere kamer met koptelefoon. En dan valt de extreme stereo-pan op, typisch wel voor 1967. Niet heel prettig. In dat stereopalet zit de gitaar altijd links en de piano rechts. Wat heel erg opvalt en fascinerend is, is dat de elektrische gitaar of pedal steel een soort continue tegenecho op de zang vormt (soms neemt de piano die rol over). Haggard zingt iets in een melodie en de gitaar reageert met een improvisatie op die zangmelodie, waarna de beurt weer aan Haggard is, of beter, vaak gaat het zelfs door elkaar heen.

Het geeft de muziek een hele interessante dynamiek. Het meest kan ik genieten van de ballads op dit album. Man, wat is dit soort country perfecte muziek om de diepste krochten van je ziel bloot te leggen. Het is bijna erger dan blues. Eigenlijk is dit gewoon witte blues met een hele andere herkomst (en ook weer niet, natuurlijk – alle moderne muziekgenres zijn immers een grote melting pot). Luister eens naar ‘Whatever happened to me’ of ‘Mary’s mine’, maar ook het meer uptempo ‘Someone told my story’ borrelt niet van vrolijkheid.

Ik vind het niet zo erg dat we na goed 31 minuten al klaar zijn. Het wordt allemaal een beetje een kledder. Want die sound is wel die sound en het dendert als een fast-rail-trein in 31 minuten langs 12 nummers. Afsluiter ‘Mixed up mess of a heart’ is bepaald niet het hoogtepunt van het album. Opmerkelijk vind ik trouwens dat dit album één duidelijke (stream)hit heeft: het titel- en openingsnummer: twintig tot zelfs vijftig keer meer streams dan de rest. Ik vind het niet meteen een uitschieter.

Maar ja, ook dit genre is voor mij geen thuiswedstrijd en ook hier geldt wellicht dat de esthetiek een hele andere is dan de mijne.

Hoe dan ook een lekker album om een goed halfuurtje van je tijd aan te besteden. Hèhè. Wellicht dat het cijfer een beetje opwaarts wordt gedreven door de opluchting na de bagger die ik hiervoor moest luisteren. Het is al acht albums geleden dat ik nog eens min of meer enthousiast was.


Ontdek meer van ivo-habets.nl

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.